1257 11 NOVEMBER 1971 beantwoording van de vraag: zijn er kopers en wat bieden zij, als ze er zijn? Onzes inziens verkeren wij bij verkoop niet in zo'n verschrik kelijk onvoordelige positie, want de kopers weten dat de raad, als het geboden bedrag te laag is, de voortzetting van de exploitatie van het Turfschip zal prefereren. Het onderzoeken van de markt met het oog op eventuele kopers zou mede deel moeten uitmaken van het college- beleid. Na een afweging kan het college dan de raad de mogelijkhe den mededelen. Wethouder Mans heeft een goed antwoord gegeven op het voorstel van de heer Van Loon. Er zijn zoveel gebruiksmogelijkheden genoemd dat de eigenlijke functie van het Turfschip bij het doorvoeren van die mogelijkheden in het gedrang zou komen. Als men een congres houdt, terwijl de schouwburg ruimte heeft kan er allicht een chaos ontstaan, waarvan wij op voorhand het voordeel niet inzien. Wij gaan akkoord met een onderzoek te dien aanzien, al zien wij geen mogelijkheden. Ik ben het met wethouder Mans eens dat wij geen activiteiten in de stad om zeep moeten helpen om het Turfschip te redden. Deze zin is ons uit het hart gegrepen. Wat wil het college vanavond? Zijn voorstel komt er niet en ik vraag mij af wat men met de suggesties uit de raad zal doen. Heel graag zou ik dat vanavond nog vernemen. De heer SPANJER: Ik wil even ingaan op het antwoord dat wethou der Broeders op mijn vragen met betrekking tot het uit de exploitatie lichten van de kapitaalslasten heeft gegeven. Verschillende keren heeft hij mij gelijk gegeven. Hij heeft het Nieuwsblad van het Zuiden aan gehaald om aan te tonen hoe ingewikkeld die financiële problemen zijn. Hij is het met mij eens dat het voortdurend meezeulen van de kapitaals- lasten in de exploitatie een ongunstig psychologisch effect heeft, maar zijn conclusie verwondert mij een beetje, want hoewel hij mij gelijk gaf vond hij toch dat er sprake zou zijn van e<.;n versluiering van de kosten. Dat begrijp ik niet. Met ingang van 1974 krijgen wij het totale exploitatieverlies töch als een post op de algemene dienst te zien en wat voor bezwaar is ertegen die post in tweeën te splitsen, de ene helft als een vaste post te houden en de andere post alleen maar in de exploitatierekening van het Turfschip te laten verschijnen? Als de wethouder stelt dat hij met die versluiering van de kosten eigenlijk bedoelt dat dan de tarieven losgemaakt worden van de kapi taalslasten moet ik er hem op wijzen dat hij zulks töch zal moeten doen, als hij een tarievenpolitiek, gebaseerd op de marktprijzen, wil volgen. De stelling dat die kapitaalslasten dan nergens meer te zien zijn is in verband met die versluiering niet juist, want ieder jaar krijgt de raad de begroting te behandelen en hij ziet zodoende die ka pitaals- post ieder jaar verschijnen. Over de blijvende dekking voor de kapitaalslasten wil ik nu niet discussiëren. De wethouder heeft waarschijnlijk betere adviseurs dan ik, maar misschien werkt de door mij gedane suggestie in dezen toch door. De heer JANSEN: Op twee vragen die ik in eerste instantie gesteld heb, heb ik eigenlijk nog geen duidelijk antwoord gekregen. Ik heb ge vraagd waarom het advies en de suggesties, afkomstig van de culturele raad, niet in het voorstel betrokken zijn. Ik denk aan de lange procedu re bij de totstandkoming van de culturele raad, waarbij gesteld is dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1257