1261
11 NOVEMBER 1971
kers meer en de leden zouden alles dat vanavond besproken is even op
een rijtje kunnen zetten.
Ik moet de raad een motie voorlezen:
"De taak als aandeelhouder wordt door de raad van Breda thans
niet op de juiste manier uitgeoefend. Tevens geeft de dubbele functie
raadslid/commissaris van het Turfschip steeds moeilijkheden.
De raad besluit:
a. bij voorkeur geen raadsleden aan te bevelen voor de raad va.n com
missarissen;
b. zes leden uit de raad als gemachtigden te benoemen in een aandeel
houderscommissie voor het Turfschip,
in de verordening voor deze commissie op te nemen de verantwoor
dingsplicht aan de raad voor alle activiteiten als aandeelhouder;
c. het college te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de meest
gewenste vorm van deze aandeelhouderscommissie".
Deze motie is ondertekend door de heer Crul, mevrouw Willems-
Van Doorn, de heren Spanjer en Mensen, mevrouw Van Nes en de heer
Van Os.
De vergadering is geschorst.
SCHORSING.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
Wethouder VAN DUN: Ik ben blij dat er een tweede instantie be
staat. In de eerste plaats kunnen de in eerste instantie door het college
gedane beweringen verduidelijkt worden en in de tweede plaats is het
mogelijk te pogen enige misvattingen glad te strijken.
De heer Van Loon signaleerde een misverstand tussen hem en
mij inzake het hanteren van de hoofdfuncties en de nevenfuncties.
Zijn formulering was mijns inziens echter zodanig dat ik moet consta
teren dat er geen misverstand bestaat.
Anders is dat met de commissie ad hoe. Ik meen begrepen te
hebben dat de heer Van Loon deze commissie ziet als een commissie
uit de raad, die activiteiten, waarbij naar de mening van college en
raad advisering nodig is, moet begeleiden. Volgens de heer Van Loon
zou die commissie ad hoe zelf niet de adviserende instantie zijn.
De heer VAN LOON: Zij zou niet die adviserende instantie be
hoeven te zijn.'
Wethouder VAN DUN: Akkoord.
Tegen een dergelijke taakstelling van deze commissie ad hoe
heeft het college geen bezwaar, hoewel in plaats van die commissie
bijv. de raadsafdeling van ruimtelijke ordening en economische zaken,
waarin tot dusver zaken betreffende het Turfschip aan de orde zijn ge
steld, als zodanig zou kunnen functioneren.
De heer Van Loon houdt nog steeds vast aan het niet-afstoten
van de horeca-sector. De heer Von Schmid meende dat het college er
niets van begrepen heeft, omdat het doet alsof er niets aan de hand is,
terwijl toch de raad van mening blijkt te zijn dat die horeca-sector
niet verpacht dient te worden. Ik kan het niet helpen als de heer Von
Schmid niet luistert. In eerste instantie heb ik tegen de heer Van Loon
gezegd dat het college er echt niet wakker van zal liggen als de raad
de horeca-sector niet wil afstoten, maar dat het college verwacht dat