1263 11 NOVEMBER 1971 van het Turfschip en gezien in dat kader is het de vraag of de begrote bedragen wel uit te geven waren. Het college wil vooralsnog niet stel len darde directeur gefaald heeft in zijn acquisitiebeleid. evraagd is ook wie verantwoordelijk is voor het niet volledig hanterSn van de doelstelling, waarin eigenlijk altijd al de mogelijkhe den werden geboden die vanavond in de raad naar voren zijn gebracht. Ik wil opmerken dat ik in eerste instantie gezegd heb dat de doelstel ling in den vervolge minder star gehanteerd zou kunnen worden. Tegen de heer Crul zeg ik dat er statuair een doelstelling was, maar dat de beleidsinstanties die betrokken zijn bij het Turfschip tegen de directeur gezegd hebben dat hij, naast het uitvoeren van die doelstelling, niet mocht overgaan tot het zelfstandig organiseren van evenementen. Men vond het, in het patroon van het totaal aan Bredase accommodaties, waarvan bijv. de directeuren van de Schouwburg en de Beyerd wel zelf evenementen kunnen aantrekken, niet wenselijk een concurrentieposi tie te scheppen door ook de directeur van het Turfschip die bevoegdheid te geven. Wij zijn nu van mening dat de doelstelling minder star gehan teerd moet worden. Hier is dus geen sprake van schuld van de directeur van het Turfschip, dit is de schuld van de beleidsinstantie die dit de directeur heeft opgelegd. De heer Sandberg verweet de directeur passiviteit, omdat hij geen initiatiefvoorstel gedaan zou hebben. Ik ben er echter blij om, want als de directeur een "postbus" zoekt, moet hij niet bij het college, maar bij de taad van commissarissen zijn. enslotte gebruikt de heer Sandberg de slechte horeca-resultaten om de directeur te veroordelen. Het is een misvatting te denken dat de vroegere image - er zijn inderdaad moeilijkheden geweest - op dit moment nog bestaat. De heer Mans en ik hebben ons door de horeca- mensen van het Turfschip laten informeren en ons is gezegd dat het nu goed gaat en dat men van de zijde van de cliënt blijk geeft van waar dering voor het aangebodene. De moeilijkheden die er geweest zijn zou ik niet op de rekening van de directeur willen schrijven. Het colle ge meent - dat blijkt uit de uiteenrafeling van de vier punten van de heer Sandberg - dat de raad van commissarissen terecht stelt dat de di recteur in zijn functie gehandhaafd kan blijven. Met stijgende verbazing heb ik naar de heer Van Os geluisterd. Hij heeft twee nullen uitgedeeld. Ik wil iets terugdoen en geef hem een tien voor de onduidelijkheid van zijn betoog. Ik kan mij voorstellen dat de heer Van Os het met het een en ander niet eens is, maar in zijn betoog ruikt hij maar wat aan het probleem. Het is net of hij maar gauw iets wil zeggen. Ik. heb de indruk dat hij zijn mening iets meer zou kun nen en willen nuanceren. Bij het uitdelen van de nullen zei de heer Van Os dat hij het vreemd gevonden heeft dat het college het voorstel dat het heeft ingediend ver dedigt alsof er niets aan de hand is. De heer Von Schmid heeft een der gelijk geluid laten horen. Wij weten dat de raad niet erg content is met het voorstel van het college, Of nu het collegevoorstel geheel gevolgd zal worden danwel een afwijkende vorm zal krijgen, belangrijk is dat wij tot duidelijke afspraken met betrekking tot het Turfschip komen. Het college staat er echt niet op zijn voorstel integraal doorgevoerd te zien. Als de raad stelt dat het voorstel slecht is, meen ik het recht te hebben namens het college de achtergrond van het voorstel naar voren te bren gen. Men heeft kunnen merken dat wij, rekening houdend met opmer kingen uit de raad, bepaalde zaken willen relativeren. Ik heb dit bedoeld als antwoord op de opmerking die de heer van Os maakte en waaruit blijkt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1263