1265 11 NOVEMBER 1971 aantrekkelijkheid voor congressen is duidelijk aanwezig, mits bijv. voorzien wordt in het tekort aan hotelaccommodatie. Ik heb in eerste instantie gesteld dat het Turfschip destijds een gemeenschappelijk avontuur van raad en college geweest is. Het col lege heeft nu de taak een goed stuk te maken. Als dat stuk niet goed is, dan zijn wij de eersten om dat te erkennen. In dier voege heb ik in eerste instantie geantwoord en ik meen dat de heer Von Schmid en ik hetzelfde bedoelen. De heer Von Schmid merkte op dat er wel geïnventariseerd is, maar dat er geen marktonderzoek is geweest. Hij heeft gelijk, er is op dit moment geen marktonderzoek geweest. In 1962 is door Bakkenist en Smits wel een marktonderzoek uitgevoerd. Hoewel dat onderzoek indertijd met nogal wat glans omgeven werd moet ik achteraf toegeven dat het niet volledig was. Misschien zou het in het kader van het onder zoek inzake het verder functioneren van het Turfschip goed zijn als met dit soort deskundigheid rekening zou worden gehouden. Weer moet ik echter wijzen op de kosten die hiermee gepaard gaan, want wij beschik ken slechts over het budget van 1. 022. 000, Het is afhankelijk van de waarde die men toekent aan motieven of men ze hard of zacht noemt. Wat het college hard noemt, noemt de heer Von Schmid niet hard. Het college voerde als argument het economisch uitstralingseffect van Breda aan en de heer Von Schmid stel de dat Breda daarvoor het Turfschip niet nodig zou hebben. Ik bedoelde echter te zeggen dat het bestaan van het Turfschip èn de aanwezigheid van congresgangers een bepaald economisch potentieel binnen Breda brengen. Als het Turfschip er niet is, komen die congresgangers ook niet. Als men dat kan calculeren op een bedrag dat ergens tussen 6 miljoen en 10 miljoen ligt, is dat voor het college een hard argument, waaraan de heer Von Schmid overigens best mag twijfelen. Het hotel werd een slag in de lucht genoemd. Wij zijn bezig met gegadigden te praten over concrete plannen. Als ik het heb over het combineren van de acquisitie met de V.V.V. moet men de V.V.V. niet als halfzachte instantie zien. De heer VON SCHMID: Dat is ook helemaal niet beweerd.' Wethouder VAN DUN: Dan behoef ik er eigenlijk niets van te zeg gen.' De V.V.V. "verkoopt" een bepaald pakket vanuit Breda naar bui ten. Als zij het Turfschip in dat pakket wil opnemen vind ik dat een plezierige manier van acquisitie. Dit bedoelde ik toen ik de V.V.V. ten tonele voerde. De heer VON SCHMID: In hoeverre is dat organisatiebureau een concreet plan? Hoe zal de relatie tussen dat bureau en andere hulpmid delen bij de acquisitie zijn? Wethouder VAN DUN: De heer Melzer heeft contacten gehad met een organisatiebureau. Wij hebben niet de indruk dat die zaken afgerond zijn. De heer VON SCHMID: Die indruk hebben wij ook.' Wethouder VAN DUN: Dan hebben wij dezelfde indruk. De heer Broeders zal het hebben over het verkopen van het Turf schip. De heer Jansen zou graag kwartaaloverzichten zien. Ik geloof

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1265