11 NOVEMBER 1971
1270
ders".
Ik meende deze toelichting te moeten geven om de juridische
moeilijkheden die zoëven zijn aangegeven te ondervangen. Wij wach
ten intussen graag het zojuist toegezegde voorstel af. Wij verbinden
daaraan dat wij de motie, voor zover het gaat om de commissie van
aandeelhouders, zullen intrekken, maar willen dan graag toegezegd
hebben dat het college tijdens de vergadering van de volgende maand
met een voorstel inzake een commissie van aandeelhouders zal komen.
Wij handhaven onze motie als het de dubbelfunctie raadslid/com
missaris betreft. Tot nu toe heeft deze combinatie steeds moeilijkhe
den veroorzaakt en in de naaste toekomst zouden die moeilijkheden weer
kunnen ontstaan. Hierover willen wij graag een duidelijke uitspraak van
de raad.
Wij willen daarom een hernieuwde motie indienen, slechts dit
onderdeel van de motie van de heer Crul bevattend.
De VOORZITTER: Er zal dus een nieuwe motie komen. In de oor
spronkelijke motie kunnen wij de punten b. en c. als vervallen beschou
wen. Voor punt a, zal de nieuwe motie worden ingediend. De heer
Van Dun heeft zoëven namens het college een toezegging betreffende
de door u bedoelde commissie gedaan en het college zal zich daaraan
houden.
De nieuwe motie luidt als volgt:
"De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen op donderdag
11 november 1971;
besluit bij voorkeur geen raadsleden aan te wijzen voor de raad
van commissarissen".
Deze motie is ondertekend door degenen die de eerste motie van
de heer Crul ondertekend hebben en maakt dientengevolge mede onder
werp van de beraadslaging uit. Omdat mevrouw Willems de eerste onder
tekenaarster is zal deze motie aangeduid worden als "de motie van me
vrouw Willems".
De heer SANDBERG: Namens onze fractie wil ik een stemverklaring
afleggen. Onze fractie heeft een duidelijke uitspraak gedaan ten aanzien
van een professioneel management. Zij handhaaft haar standpunt, maar
zij wil de continuïteit van het Turfschip in het belang van Breda en in
het belang van het Turfschip niet uitsluitend aan haar standpunt ophangen.
Zij is van mening dat een aantal aspecten in de motie van de heer Van
Loon uitzicht biedt om uit de impasse in de bedrijfsvoering te komen.
Die aspecten lopen voor een belangrijk deel parallel aan de door ons in
eerste instantie gegeven schets voor een alternatief, of zouden daartoe
kunnen leiden. Wij voorzien dat een voorstel van de commissie ad hoe
tot het doen van bepaalde investeringen in de onderzoeksector, voorzien
van een verzoek om subsidie, in deze raad behandeld zal moeten worden.
Wij ondersteunen dus de motie van de heer Van Loon.
Wij vinden het voorbarig ons met betrekking tot de motie van me
vrouw Willems reeds uit te spreken over en vast te leggen op de juridische
structuur. Wij menen dat de commissie ad hoe ons in dezen wel zal ad
viseren, als daartoe aanleiding is.
De heer KRAMER: Ik ben het voor een groot deel eens met de mo
tie Van Loon. Ik blijf bezwaar hebben tegen die commissie ad hoe. Wat
het zwaarst is zal echter het zwaarst moeten wegen: omdat de rest onze
goedkeuring wegdraagt zullen wij de motie Van Loon steunen.