1284 18 NOVEMBER 1971 onze geïndustrialiseerde wereld zijn woningen nl. bijna de enige pro ducten, waarvan de productiekosten in plaats van te dalen steeds maar stijgen. Spanning tussen lonen en huren is er altijd geweest; ik heb mij dat eens laten vertellen. Wij moeten dan echter toch constateren dat ook het na-oorlogse nederlandse woningbeleid niet zo goed is geweest, dat wij nu 25 jaar na de oorlog in staat zijn betaalbare woningen voor iedereen te bouwen. Wij hebben wel veel woningen gebouwd, nl. ruim twee miljoen, maar tenslotte kunnen wij alleen zeggen het toch nog ergens fout te hebben gedaan. Juist omdat het al zo'n oud probleem is komen wij er alleen uit door diepgaande structurele wijzigingen. Als gemeentebestuur staan wij echter machteloos tegenover het verwezenlij ken van een dergelijke aanpak; wij kunnen alleen maar proberen deel- problematieken op te lossen. Wij doen dit ook en proberen o. a. goed kope woningen vrij te maken door doorstroming. Anderzijds proberen wij nieuw te bouwen woningen uit te voeren met voorzieningen die het woongenot verhogen; hier is dus sprake van kwalitatieve verbeteringen. Wij proberen doorstroming te stimuleren door het geven van verhuispre- mi es en toch levert de doorstroming geen voldoende succes op. Nu dreigt een nieuwe gedachte op te komen: als men niet vrijwillig gaat moet er dwang worden toegepast. Afgezien van de al dan niet aanwezige juridische mogelijkheden wil ik waarschuwen tegen het opgaan van deze weg. Ik gebruik hiervoor de volgende argumenten: wij hanteren als huur- norm 17| °]o van het bruto-inkomen. Ik herhaal hierbij de vraag die ik al eens eerder heb gesteld: hoe komen wij aan deze norm? Wij zouden uit de op pagina 6 genoemde percentages van 31 "]o en 30 van de wo ningzoekenden, die resp. 17| °]o en meer dan 17| van het bruto-inko men aan huur zouden willen besteden, de conclusie kunnen trekken dat de woningzoekenden die norm wel aanvaarden. Wij gaan normaal uit van het inkomen van de man bij het bepalen van de draagkracht, maar wat weten wij van de verdere gezinsomstandigheden: het overige inkomen, kindertal, leeftijd. Bij dit laatste punt vooral wil ik een paar opmerkin gen plaatsen. Ik kan mij voorstellen dat men op jonge leeftijd bereid is een vrij hoog percentage van het inkomen aan huur te besteden, maar wanneer men b.v. bijna de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt zal men niet zo gemakkelijk meer naar een duurdere woning verhuizen. Daarbij komt dan nog dat als het gaat om woningen die onder de huursubsidieregeling val len alle comfort die wij in de woningen hebben aangebracht, juist om ze aantrekkelijker te maken, weer keurig netjes wordt afgetrokken, ge tuige de opmerking bovenaan pagina 14 van de nota. Wat weten wij verder af van het verband tussen welzijn en de woning die men bewoont, gezin en woonwijk, familie, kennissen, scholen en verenigingsleven? Bij vrijwillige doorstroming zou men als het inrrliddels gestegen inko men daartoe aanleiding geeft wel om de 5 6 jaar moeten verhuizen en wat is het effect hiervan op de wijk? Onderzoek naar al deze facetten heeft nog nooit plaatsgevonden. Verder is het naar mijn mening onjuist en onrechtvaardig een vast percentage van het bruto-inkomen als norm aan te nemen. Iedereen kent de progressie in de belastingdruk. Veel beter zou het zijn uit te gaan van een netto besteedbaar inkomen en dan nog zou wellicht het percentage niet hetzelfde moeten zijn voor alle inkomensgroepen. Enkele jaren geleden is in de Kamer het voor stel tot het heffen van huurbelasting afgestemd. De voornaamste reden hiervoor was dat het gevolg zou zijn dat de prijs voor de strijd tegen volksvijand nr. 1 betaald zou moeten worden door dat deel van de be volking, dat juist in gesubsidieerde woningen huist. Als het voorstel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1284