1286 18 NOVEMBER 1971 gezegd dat het hier om een informatieve nota gaat. Dit lijkt mij juist voorzover wij daarbij denken aan de peiling en inventarisatie en als dit materiaal ons een gedifferentieerd beeld van de woningnood oplevert. Daarnaast meen ik toch ook, dat de nota tevens een beleidsnota is, omdat op talrijke punten een beleidsvisie wordt ontwikkeld. Met be trekking tot het urgentieprogramma wordt zelfs meen ik fiattering gevraagd voor het uittrekken van 29 miljoen gulden. Hetzelfde geldt naar mijn mening ten aanzien van een beleidsbeslissing tot het oprich ten van een registratiebureau. Ik geloof dat dit een bijzonder belang rijke beslissing is, die veel verder reikt dan een simpele informatie. Verder wil ik enige opmerkingen maken met betrekking tot de samen stelling van de nota. Ik heb in de nota gemist een verwijzing naar de activiteiten van de werkgroep Huisvesting Breda, die zich toch ook ten doel stelt het werken aan de oplossing van de woningnood in zeer algemene zin. Ik wil het college vragen of deze werkgroep, die zich met dezelfde problematiek bezighoudt, bij de samenstelling van de nota is betrokken en of de recentelijk uitgebrachte nota van deze werk groep mede in dit rapport is opgenomen. De nota houdt zich voorts sterk bezig met de saneringsproblematiek. Een aantal gezinnen zal moeten verhuizen in verband met afbraak of onbewoonbaarheid van de woningen. In verband met de belangrijke sociaal-culturele aspec ten van deze problematiek wil ik vragen of ten aanzien hiervan over leg is gepleegd met een aantal welzijnsorganisaties zoals het Katholiek Instituut voor Maatschappelijk Welzijn en soortgelijke instellingen. Vervolgens wil ik iets zeggen over de verspreiding van de nota. Ik geloof dat het erg belangrijk is deze nota eveneens toe te zenden aan alle mogelijke instanties en instellingen, die bij de woningnoodproble- matiek betrokken zijn. Is dit gebeurd of heeft de wethouder de bedoe ling dit alsnog te doen? Over de inhoud van de nota het volgende: in het jaarverslag 1970 van de dienst voor openbare werken wordt op pagina 12 vermeld dat het aantal ingeschreven woningzoekenden per 1 januari 1971 3000 be droeg. De voorliggende nota vermeldt een aantal van 1948 woning zoekenden per 1 juli 1971. Ik neem niet aan dat meer dan 1000 men sen in een halfjaar zijn geholpen en ik wil dus graag een nadere verkla ring over dit verschil hebben. Ten aanzien van het ontruimingsprogram ma wordt gesteld dat het in het voornemen van het college ligt tussen 1971 en 1981 om uiteenlopende redenen 2200 woningen te ontruimen. Naar mijn mening betekent dat in feite een stuk ontvolking van de bin nenstad en wanneer wij aannemen dat een huis gemiddeld 4 bewoners heeft zou deze ontruiming een terugloop van de bevolking van de binnenstad van circa 8000 bewoners tot gevolg hebben. Aangezien de sanering be trekking hebbende op dergelijke bevolkingsgroepen een belangrijke zaak is wil ik graag de visie van het college vernemen ten aanzien van het saneringsbeleid. Mijn concrete vraag is of het college beschikt over een eigen nota betreffende het saneringsbeleid. Mocht dit inderdaad het geval zijn, dan wil ik vragen of deze nota ook ter kennis van de raadsleden kan worden gebracht. Ik wil vooral voor dit punt bijzonde re aandacht vragen, omdat zeker met betrekking tot de bevolking in de binnenstad verhuizing tengevolge van sanering en krotopruiming een vrij rigoureuze ingreep in het woon- en leefmilieu betekent; een bijzonder goed systematisch saneringsplan is derhalve noodzakelijk. Het valt mij eigenlijk op dat in de nota vooral aan de technische, eco nomische en ruimtelijke ordeningsaspecten aandacht wordt besteed, maar dat vrijwel wordt voorbijgegaan aan de sociaal-culturele aspecten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1286