1287 18 NOVEMBER 1971 van sanering, die mijns inziens voor deze bevolkingsgroep toch bijzon der belangrijk zijn. Ook mis ik in deze een uitspraak van het college, dat met name de belangen van deze bevolkingsgroep bijzondere aandacht zullen krijgen. Verder geloof ik ook dat het enorm belangrijk is deze bevolkingsgroep bij dergelijke beslissingen te betrekken. Ook weer in verband met het ontruimingsprogramma bestaat naar mijn mening bij de raad in toenemende mate behoefte aan een totaalplan, vermelden de motivatie, tijdstip en vorm van realisatie. Ik geloof dat wij de jaar lijkse opgaven van ontruiming alleen dan maar goed kunnen beoordelen aan de hand van een totaalvisie daarop. Een en ander roept natuurlijk ook weer allerlei vragen op met betrekking tot de binnenstadsfunctie. Wat betekent het ten opzichte van krotopruiming en sanering, indien wij de woonfunctie van de binnenstad willen handhaven, of staan wij een ontvolking van de binnenstad voor? Ik geloof dat wij met betrek king tot deze punten eigenlijk over weinig concrete inzichten kunnen beschikken. Wat het urgentieprogramma betreft wil ik mij aansluiten bij dat gene wat mevrouw V an Nes daarover heeft opgemerkt. Ook ik heb het idee dat de belangrijke consequenties van dit programma om een apar te aanpak en behandeling vragen. Ditzelfde geldt mijns inziens met betrekking tot renovatie en buitengewoon onderhoud. De buurtbevolking is vaak heel sterk aan het eigen territoir gebonden. Niet alleen moet aandacht worden besteed aan het opknappen van de huizen, maar voor al ook aan de totale infrastructurele verbetering van buurten en wijken. Ik wil het college vragen of op dit punt toch niet een te eenzijdige techni sche benadering heeft plaatsgevonden en of juist de sociaal-culturele vi sie hierop niet een duidelijk stuk aanvulling had kunnen geven. Ik deel de bezorgdheid van de heer Kroon met betrekking tot de relatie hoogbouw - laagbouw. Ik vraag mij in verband hiermede nog af of de komende nieuwbouw in de Hoge Vucht beperkt zal worden tot hoogbouw. De problematiek van deze wijk zou wellicht in dit geval nog vergroot worden. Ik heb vervolgens begrepen dat het Centraal Registratiebureau in feite twee functies zal gaan vervullen, nl. een registratie- en een toewijzingsfunctie. Met betrekking tot de toewijzingsfunctie vraag ik mij af of ervoor kan worden gezorgd dat voldoende sociaal inzicht en deskundigheid bij dit bureau aanwezig is. Er wordt ook nog gesproken over een commissie van advies. Ik mis daarbij toch eigenlijk ook weer het punt van sociaal inzicht en het medewerken van sociaal-culturele instellingen en ik wil de wethouder dus vragen of ook daarmede nog eventueel rekening kan worden gehouden. Het toewijzingsbeleid kan een belangrijk instrument vormen met betrekking tot een zekere op lossing van het huisvestingsvraagstuk. Kunnen ten aanzien hiervan al gemene en uniforme criteria geformuleerd worden, die gelden zowel voor het Centraal Registratiebureau als voor de woningbouwverenigingen, die hierin een eigen aandeel houden. Met name zou kunnen worden over wogen of de \l\ %-regeling wat betreft de toelating ook zou moeten gel den voor de woningbouwverenigingen. Misschien kunnen wij ook daarover nog nader geïnformeerd worden. In bijlage V wordt niet gesproken over de samenstelling van de commissie van advies; wel wordt vermeld het adviseren over het jaarlijks sloopprogramma. Ook ten aanzien hiervan vind ik het bijzonder belangrijk dat het sociaal-cultureel inzicht mede ingecalculeerd wordt en ook hierover zou ik gaarne nader worden geïn formeerd. Samenvattend: ik ben bijzonder blij met deze nota, hoewel ik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1287