1293
18 NOVEMBER 1971
raat wordt geprobeerd die doorstroming nog meer dan tot dusverre het
geval was onder de aandacht van de bevolking te brengen. Op andere
manieren, b.v. in het informatiecentrum, trachten wij de mensen te
wijzen op de mogelijkheid van doorstroming. Daarmede houdt het op;
dan hebben wij het aanbod gedaan. Ik geloof dat de discussie zich zou
kunnen toespitsen op de vraag of gedwongen of vrijwillige doorstroming
zal moeten plaatsvinden. Ik moet u zeggen dat mijn indruk is dat er
bij de raad enig misverstand bestaat ten aanzien van de gedwongen
doorstroming. Verschillende sprekers hebben bij mij de indruk gewekt
te verwachten dat het college bereid is met grote klompen door de pro
blematiek van die doorstromingsregeling te stappen en dat het college,
indien het daartoe de mogelijkheid heeft, te hooi en te gras mensen
zal laten doorstromen. Ik geloof dat de zaken heel anders liggen. Pas
nadat de doorstroming door de bevolking is gevoeld als een reëel be
roep op haar en als een reëel middel om de woningnood te lenigen, pas
als bekeken is, zoals de heer Von Schmid zegt wat de sociale relaties
van de bewoners zijn, ervan uitgaande dat die relatiepatronen niet ver
broken mogen worden, zoals de verbinding van het gezin met de wijk
en haar onderwijsmogelijkheden, eerst dan zal naar mijn mening toch
kunnen worden geconstateerd dat een categorie mensen resteert, van
wie het inkomen in deze tijd niet in een reële verhouding staat tot de
betaalde huur. Ik daag dan de raad uit te discussiëren over het snijpunt
van rechtszekerheid en rechtvaardigheid. Ik ben het niet eens met me
vrouw Stockmann, die de gedwongen doorstroming niet als een demo
cratische oplossing ziet. Het college stelt dan van zijn kant dat, wan
neer het sociaal mogelijk is en men de binding met de wijk in sommi
ge gevallen niet als zwaartepunt ziet en wij constateren dat het inko
men in onevenredige verhouding tot de betaalde huur staat, het onde
mocratisch is, overtuigd zijnde van het probleem, te blijven zitten waar
men in die situatie zit. Dat betekent dus niet dat wij morgen een ver
plichte doorstroming in Breda gaan entameren. Het betekent alleen dat
wij de mogelijkheid onderzoeken en ik kan de raad mededelen dat wij
ook de juridische haalbaarheid in dit onderzoek betrekken. De afdeling
voor openbare werken is geïnformeerd over een advies van de stadsad
vocaat Prof. Van Wijmen aan het college, waarbij hij duidelijk aan
geeft welke juridische contexten er ten aanzien van het gehele probleem
zijn. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik het in deze politiek eigenlijk toch
plezierig vind terug te vinden dat het juridisch mogelijk is, maar ik
wil tegelijkertijd de raad duidelijk maken dat er zoveel haken en ogen aan
deze kwestie zijn verbonden, dat wij niet morgen hierover zullen kunnen
beslissen, maar dat het nodig zal zijn dat wij met name met de afde
ling voor openbare werken de gehele problematiek van de gedwongen
doorstroming bekijken. Dit laatste is bij bespreking van deze nota ook
op voorhand toegezegd.
Een ander belangrijk punt in deze nota is de op pagina 12 gememo
reerde samenwerking met de woningbouwverenigingen. Ik geloof dat
wij ten aanzien van de woningbouwverenigingen moeten stellen dat
het verheugend is te constateren dat wij op het punt zijn gekomen waar
op wij nu zijn, maar dat het tegelijkertijd een bezorgdheid oproept voor
de toekomst. In het verleden bestond een toch wel min of meer gemo
tiveerd wantrouwen tussen gemeente en woningbouwverenigingen, maar
ik geloof dat deze emotionele problemen nu enigszins geslecht zijn en
dat men tezamen de problematiek verstaande bereid is er in Breda iets
aan te doen. De bereidheid is tot uitdrukking gekomen in drie zaken.
Op de eerste plaats in het ter beschikking stellen van de kant van de
woningbouwverenigingen van 50"jo van de vrijgekomen woningen. Op