1299 18 NOVEMBER 1971 onderhands een exemplaar heb gekregen met het speciale verzoek van de voorzitter van de werkgroep dit als een voorlopig stuk te beschouwen, zodat het niet mogelijk was dit stuk op te nemen. Er is geen overleg ge weest met het Katholiek Instituut voor het Maatschappelijk Welzijn bij het tot stand komen van deze nota; de uitvoering van deze nota ligt natuurlijk wel in het verlengstuk van samenwerking met dit instituut. De nota is verzonden naar een veelheid van instanties, die zich lande lijk en provinciaal met dezelfde problematiek bezighouden, en ook naar die instanties die zich hiermede zouden moeten bezighouden. Ik weet niet wat het effect hiervan zal zijn. De nota zal ook na het bij drukken ter ruime verspreiding in het informatiecentrum aanwezig zijn en wordt natuurlijk op aanvraag aan iedereen toegestuurd. De heer Severens onderscheidt ook een merkwaardig verschil tus sen de hier ter discussie zijnde nota en het jaarverslag van de dienst voor openbare werken 1970 ten aanzien van het aantal geregistreerde woningzoekenden. Ik geloof dat in de nota zou moeten staan, dat wij weliswaar in 1970 dat aantal geregistreerden hadden, maar dat wij dit bestand zoals het zo simpel wordt genoemd gesaneerd hebben. Dit be tekent alleen maar dat wij rekening hebben gehouden met dubbeltel lingen. Wij hebben alle mensen aangeschreven om te vragen of zij nog een woning nodig hadden. Het is nl. merkwaardig dat mensen die gaan trouwen en zich laten inschrijven, zich bij het vinden van een woning niet afmelden. Op dat punt heeft sanering plaatsgevonden en toen zijn wij tot het getal gekomen dat momenteel onderwerp van bespreking uitmaakt. De heer Severens is ten aanzien van sanering bang voor ontvolking van de binnenstad. Dit zou terecht zijn als niet tegelijkertijd van dit college en de raad een drang zou uitgaan de woonfunctie van de binnen stad weer te gaan onderstrepen. Ik heb u medegedeeld dat in het voor handen zijnde plan Koegenboeg een dergelijke wijziging is gekomen. Wij moeten mijns inziens steeds alert blijven op het handhaven van die woonfunctie. Hoewel ik mij afvraag of de 2200 woningen inderdaad zullen worden gesloopt en wel in verband met het gebrek aan alterna tieve woonruimte, voor gesloopte woningen zullen toch nieuwe woningen in de plaats moeten komen. Ik meen een kleine relatie te mogen leggen naar de in Breda voorhanden zijnde militaire terreinen, die toch op de lange duur een bepaalde functie in het stadsgebeuren moeten krijgen. Het college denkt in dit verband toch ook duidelijk aan de woonfunc tie. Er ligt geen nota bij het college over het saneringsbeleid. Alleen een saneringsplan op 10 jaar-basis is voorhanden, dat uitgaat van een aantal veronderstellingen. Hierbij is teruggekoppeld datgene wat men kan saneren in verband met vrijkomende woonruimte. Het plan moet echter van een aantal vraagtekens worden voorzien, wetend dat men van dag tot dag geconfronteerd wordt met de eventualiteiten in aller lei veronderstellingen. De heer Van Merkom heeft gepleit voor nieuwbouwplanning voor bejaarden, alleenstaanden en studerenden. Ik geloof de heer Van Mer kom te kunnen mededelen, dat juist in Breda enorm veel gedaan wordt aan de huisvesting van bejaarden, in samenwerking met andere diensten en bedrijven uit de richting van college De Raaff. Dit betreft niet al leen verzorgingseenheden, maar ook bejaardenwoningen, en ik verheug mij over de veelheid van plannen die in Breda bestaan. Hoewel ik niet geloof dat dit punt aan de orde behoeft te komen wil ik toch aanstippen dat de moeilijkheid ligt in de juiste plaatsbepaling in de Bredase gemeen schap. Het is daarom plezierig te memoreren dat een aparte commissie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1299