1305 18 NOVEMBER 1971 periode zullen moeten bereiken teneinde de materie in de vingers te krijgen. Het zal ook duidelijk zijn, dat in de rapportage op langere termijn aan deze zaak uiteraard aandacht zal moeten worden geschon ken. De heer Severens spreekt evenals de heer America over de sociale indicatie; ik heb hierop al geantwoord. Mevrouw Stockmann is wel een voorstandster van het centraal re gistratiebureau. De heer Spanjer zegt evenals de heer Von Schmid geen moeilijk heden te hebben met de normale doorstroming; hij vraagt zich echter af wat er gedaan moet worden met de gedwongen doorstroming. Ik mag wel één merkwaardigheid constateren. De raad heeft bij de begrotings behandeling 1971 in februari van dit jaar gepleit voor een adequaat huisvestingsbeleid. Het college heeft daarop gerepliceerd tijdens de al gemene beschouwingen door te zeggen dat het bereid is in het doorstro- mingsbeleid een harde lijn te volgen. Dat is toen duidelijk aangekon digd en pas op dit moment maakt een aantal groeperingen uit de raad hiertegen bezwaar. Ik kan mij dit voorstellen. Ik kan de heer Spanjer niet toezeggen dat de raad zeker gei'nformeerd zal worden voordat het college die harde lijn gaat volgen. Ik weet niet hoe dat juridisch-tech- nisch in elkaar zit, maar ik geloof wel dat in algemene zin de raad zal worden geïnformeerd voordat het college pogingen in het werk stelt een en ander te realiseren. De heer Spanjer vraagt met name bij een even tueel proefproces inlichtingen te verstrekken aan of goedkeuring te vra gen aan de raad. Ik wil dit punt even verder uitbouwen. Zoals bekend zijn wij op het ogenblik bezig deze zaken op hun haalbaarheid te onder zoeken; de afdeling is hierover ook geïnformeerd. Alvorens de harde lijn metterdaad te effectueren zal een en ander eerst aan de raad worden voorgelegd. Dit wil ik namens het college graag toezeggen. De VOORZITTER: De beraadslagingen over deze informatieve no ta zijn gesloten. Ik stel het volgende vast: ik meen op de eerste plaats dat de nota door de raad met sympathie is ontvangen. Ik geloof dat men algemeen heeft gewaardeerd dat deze nota in de raad is uitgebracht. U zult hebben begrepen uit de woorden van de wethouder, dat de nota op vele onderdelen nog een vervolg zal hebben. Tenslotte meen ik dat de enige bedoeling van deze nota is geweest deze twee punten vast te stel len. Ik geloof te kunnen zeggen dat -deze informatieve nota voor kennis geving kan worden aangenomen. De heer VON SCHMID: Misschien mag ik toch stemming vragen? De VOORZITTER: Over het voor kennisgeving aannemen? De heer VON SCHMID: Over het al dan niet aannemen van de nota. De VOORZITTER: Maar heeft u mijn formulering niet gehoord? Ik heb drie dingen gezegd. Ik dacht te mogen constateren dat er enige sym pathie was voor de nota en dat men het uitbrengen van de nota minstens op prijs heeft gesteld. De heer VON SCHMID: Ja, inderdaad. De VOORZITTER: Vervolgens is uit de woorden van de wethouder namens het college heel duidelijk gebleken, dat de nota op vele onder delen een vervolg zal hebben. Ik denk hierbij aan het centraal registratie-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1305