11 FEBRUARI 1971
130
meen een opmerking van de heer Crul - moet ik zeggen dat naar mijn
overtuiging mijn algemene beschouwing niet helemaal juist is overge
komen» Ik heb duidelijk gezegd dat het de gewoonte is in deze raad
dat er eenmaal in de vier jaar na de verkiezingen enkele beschouwin
gen worden gegeven over de verkiezingsuitslag. Die beschouwingen
zijn mijns inziens niet rauw en niet agressief, maar gewoon duidelijk
en scherp geformuleerd. Mijn opmerkingen over het P.A.K. betroffen
bovendien, zoals ik ook duidelijk heb gezegd, de landelijke situatie.
Een andere opmerking hield de vraag in of ik namens de K. V. P. -
fractie sprak. Ik wil daarover het volgende zeggen om geen misver
stand te laten bestaan. Wanneer ik spreek namens de K. V. P. -fractie
wil dit natuurlijk geenszins zeggen dat ik een standpunt weergeef dat
door alle fractieleden altijd voor de volle 100 wordt onderschreven.
Dat kan niet, dar hoeft niet en dat pretenderen wij ook niet. Wanneer
wij, vooral in een complexe zaak als de democratisering, binnen de
ze grote fractie 100 eenstemmigheid zouden bereiken, zou men wat
mij betreft mogen twijfelen aan onze democratische instelling. Abso
lute eenstemmigheid zou een bewijs van geestelijk onvermogen zijn.
Ook binnen onze fractie bestaat gewoon de ruimte om een afwijkend
standpunt in te nemen en daar mag men wat mij betreft ook rustig voor
uitkomen.
Een andere opmerking die ik wil maken betreft de naar mijn me
ning persoonlijke uitlating van de heer Crul met betrekking tot ene mijn
heer Agnew. Ik heb mijn hele beschouwing gisteren nog eens zorgvuldig
nagelezen en ik ben geen enkele persoonlijke op- of aanmerking tegen
gekomen en ik heb die ook duidelijk niet bedoeld. Ik vraag deze raad
alleen of wij als K.V.P. alsjeblieft ook eens duidelijk mogen probe
ren te zeggen wat wij bedoelen. Wanneer de heer Crul grote waarde
hecht aan de goede persoonlijke verhoudingen in deze raad, dan wil
ik hem wel zeggen dat ik dat ook doe, maar ik wil de heer Crul dan
wel vriendelijk verzoeken zijn aan mij persoonlijk gerichte uitlating
over de heer Agnew terug te nemen. Het ontgaat mij waarom die op
merking nodig was.
De P.A.K. -fractie en de Stem kunnen gerust zijn: de K.V. P.
neemt van de boodschap geen woord terug. Dat heb ik ook nergeas
gezegd. De K.V.P. -fractie staat nog steeds volledig achter de inhoud
van de boodschap, de heer Criil kan beter weten dan te veronderstellen
dat dit niet zo zou zijn. Heb ik. bovendien niet om beantwoording van
die boodschap gevraagd?
Op de opmerking van de heer Froger zou ik het volgende willen
antwoorden. De heer Froger was gelukkig dat ik 5 van mijn beschou
wing aan zijn groepering heb gewijd. Ik ben er echter nog niet hele
maal achter of ik nu overgelukkig moet zijn omdat de heer Froger 100%
van zijn beschouwing aan mij heeft gewijd.
Vervolgens wil ik dan even zo kort mogelijk ingaan op de ant
woorden van het college in eerste instantie op de algemene beschou
wingen van de fractievoorzitters. Wat de toezending van de stukken aan
de raad betreft hebt u gezegd dat u uw uiterste best zult doen aan de
wensen van de raad te voldoen en indien enigszins mogelijk de stuk
ken voor het weekeinde voorafgaande aan de raadsvergadering toe te
zenden. Ik juich dat van.harte toe, hoewel ik daaraan moet toevoe
gen dat er in uitzonderingsgevallen natuurlijk een afwijkende regeling
mogelijk moet zijn. Ik heb er volledig begrip voor dat er soms een
situatie kan ontstaan dat dit niet kan en voor buitengewone situaties
moeten wij buitengewone maatregelen treffen.