131 11 FEBRUARI 1971 Met betrekking tot de ontwikkeling van de Moerdijk ben ik erg blij met uw toezegging dat wij waarschijnlijk in maart of april het voorstel voor de regeling kunnen verwachten. Ik hoop echter wel dat wij dan ook tegelijk de financiële prognoses zullen ontvangen met be trekking tot de ontwikkeling van dit gebied, waarvoor ik grote belang stelling heb. Wat het structuurplan betreft wil ik geen enkel misverstand la ten bestaan. Als ik mij goed herinner heb ik gevraagd of het college bereid is met de colleges van Prinsenbeek, Terheyden en Teteringen en Nieuw -Ginneken opnieuw overleg te openen om te komen tot een structuurplan voor deze streek. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen wanneer u dit overleg in het grote verband van de zestien gemeenten wilt plaatsen; ik heb alleen gevraagd of het college bereid is overleg te plegen met andere gemeenten om een oplossing te vinden en het gestaakte overleg weer op gang te brengen. Dan kom ik vervolgens op een opmerking van wethouder Broe ders, die ook te maken heeft met opmerkingen over de woningsituatie in Breda die de heer Van Dun heeft gemaakt. De heer Broeders heeft nog eens herhaald wat verleden jaar al is gezegd, namelijk dat wij voor bijzondere zaken desnoods niet alleen een beroep kunnen doen op de rente van de reserves, maar ook op de reserves zelf. Ik ben blij dat hij deze toezegging vandaag opnieuw heeft gedaan en ik zou mij kunnen voorstellen dat er in bepaalde gevallen met betrekking tot de wöningsituatie een beroep op deze reserves zou moeten kunnen worden gedaan. Wethouder Van Dun heeft al een gebied genoemd waar op korte termijn de renovatie van oude woningen ter hand genomen zal moeten worden. Ik kan mij voorstellen dat er nog meer wijken zijn die daarvoor in aanmerking komen en het zou kunnen zijn dat wij om die renovatieplannen te verwezenlijken een beroep moeten doen op de al gemene reserve. In dit verband moet ik wel zeggen dat ik er natuurlijk begrip voor heb dat er naast het beschikbaar hebben van gelden om de ze plannen uit te voeren ook het probleem is van de financiering, maar dat is een heel andere zaak. Ik meen dat wethouder Broeders een mo ment heeft geprobeerd ons een soort boeman voor te toveren in verband daarmee, maar wij moeten mijns inziens zeker niet wachten met het maken van de plannen tot de financiering rond is. Wij moeten gewoon de plannen gaan maken en dan onze uiterste best doen om de financie ring rond te krijgen. Dan moeten wij desnoods nog maar een keer extra naar Den Bosch. Ik voel mij verplicht wethouder De Raaff even uit te leggen waarom aanvankelijk een aantal keren is gesproken over lijsttrekkers, die in de huidige situatie niet meer bestaan. De lijsttrekkers die het college des tijds de boodschap hebben aangeboden, waren inderdaad diegenen die bij de laatste verkiezingen bovenaan de lijsten stonden. Enkelen daar van zijn inmiddels afgevloeid en zelfs geen fractievoorzitter meer om dat zij achter de collegetafel zitten. Sinds de formatie van het nieuwe college spreken wij dus niet meer van lijsttrekkers maar van fractie voorzitters. Ik hoop dat hiermee dit probleem ook weer üit de wereld is. Wat de overige opmerkingen van de heer De Raaff betreft moet ik zeggen dat ik buitengewoon tevreden ben dat er zoveel aandacht wordt besteed aan diegenen in onze samenleving die in grote nood verkeren. Ik wil hem alleen maar vragen met nimmer aflatende ijver aan deze problemen te blijven werken. De heer Van Dun antwoordt op mijn vraag, die eerder al eens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 131