1330
18 NOVEMBER 1971
die 105.000, -- zou vergen. Het klinkt wat zielig, maar het is de
feitelijkheid. Wij hebben op dat moment gezegd dat wij dit bedrag
van 105.000, -- hiervoor niet konden en mochten uitgeven. De zaak
is teruggegaan naar openbare werken en zoals bekend is de afdeling
hierover geïnformeerd. Er is gesleuteld en gedacht en men is tot de
ontdekking gekomen dat de panden alleen op die manier voor gebruik
gereed zouden kunnen worden gemaakt. Tot overmaat van ramp is de
prijs in verband met tijdverloop en door een verandering van de con
ceptie in de verbouwing, omdat men van gasolières overging op cen
trale verwarming, opgelopen tot 136.800, --. De heer America zegt
dat hij bedonderd is, maar ik wil dan best zeggen dat ik mij bedonderd
voel. Ik geloof dat dat dan ook net zo eerlijk is. Naar mijn mening
speelt er verder een moeilijke zaak in de raad. De heren Mensen en
Van Banning vragen zich nl. af of dat raadhuis in december 1970 niet
op oneigenlijke argumentaties verkocht is. Ik geloof het niet. Wij gin
gen er in december als college vanuit en ik hoop dat de heer Froger
mij zal toestaan die discussie niet opnieuw aan de orde te stellen,
dat.
De heer FROGER: Neen, maar het is niet waar.
De heer VAN DUN: U zegt het maar, mijnheer Froger.
De heer FROGER: Door de minister is het beroep afgewezen op
grond van het feit dat wij geen hoger bod zouden hebben gedaan. Dat
is een informatie, die van hieruit gekomen moet zijn en dat is perti
nent wel waar. Ik ben er nooit meer op teruggekomen, maar nu u het
zelf aanhaalt wil ik dat wel zeggen.
De heer VAN DUN: Ik heb dat helemaal niet gezegd; ik heb he
lemaal niet over de minister gesproken. Datgene wat alleen is gebeurd
is dat bij het beroep door de provincie en gemeente notulen van de ver
gadering aan de minister zijn doorgestuurd. Nu kan men zich afvragen
of het raadhuis op oneigenlijke argumenten verkocht is. Ik vraag mij
op mijn beurt af of de raad, indien hij zou hebben geweten dat de ver
bouwing van de panden Dreef 8 en 8a een x-bedrag zou kosten, niet
als zodanig zou hebben beslist. Ik vind het dan wel juist dat men de
notulen helemaal leest. Er zijn nl. twee argumenten door het college
aangevoerd voor de verkoop van het raadhuis in Princenhage en dit
Raadhuis niet te bestemmen voor gemeenschapshuis. Op de eerste plaats
is door het college duidelijk gesteld dat de verbouwing van het raadhuis
te duur zou zijn. Het college heeft nooit gezegd dat het geschikt ma
ken tot gemeenschapshuis 200.000, -- zou gaan kosten. Er is toen
duidelijk om cijfers gevraagd en het college heeft daarop gezegd dat
het gebouw globaal 60. 000, -- kostte en dat het achterstallig onder
houd 125. 000, -- zou bedragen. Wij wisten verder dat Oomes Bo-
gaert daarin nog voor 75. 000, -- voor eigen gebruik zouden moeten
investeren. Ik wil er niet op terugkomen, maar er is niet gezegd dat
het gereedmaken tot gemeenschapshuis 200.000, -- zou gaan kosten.
De tweede argumentatie van het college was dat het niet geschikt was
voor gemeenschapshuis. Het college vond dat het niet voldeed aan de
eisen, die men in 1971 aan zo'n huis zou mogen stellen. Het college
voelt zich daarin gesterkt door de mening van het grootste gedeelte
van de toen bestaande actiegroep. Men vond dit raadhuis nl. ook niet
geschikt en zag meer in de panden Dreef 8 en 8a. Om een en ander