18 NOVEMBER 1971 moet mede voortdurend worden nagestreefd". Ik kan u evenals in de afdeling toezeggen dat wij vanuit de dienst alle mogelijke middelen zullen aanwenden om er één stichting van te maken en dat de resul taten daarvan u zullen worden kenbaar gemaakt. Ik kan u overigens mededelen dat wij al bezig zijn om dat te bereiken. De heer America heeft verder nog gezegd dat die subsidieregeling van 1957 nu eindelijk maar eens een keer op de helling moet, omdat hij er een aantal funda mentele bezwaren tegen heeft. In de afdeling is hierover ook al gespro ken en wij hebben toegezegd dat de dames en heren van die afdeling de subsidieregeling zal worden verstrekt. Aan de hand van een uittrek sel van die subsidieregeling zullen wij graag een discussie hierover aangaan en wij zijn bereid met elkaar zo nodig tot een betere regeling te komen dan in 1957 is vastgesteld. Verder is nog gesproken over pri oriteitsstelling bij de financiering. Het is bekend dat dit een algemene problematiek is. Ik geloof niet dat dit een zaak is, die vanavond uit puttend zal moeten worden behandeld. Het college komt nog met een financieringsnota, waarbij ongetwijfeld deze problematiek aan de orde zal komen. In ieder geval geschiedt prioriteitsstelling bij de fi nanciering aan de hand van een aantal normen. Nogmaals, daarover wordt informatie verstrekt bij de behandeling van de financieringsnota. De zaak Dreef 8 en 8a is op de lijst 1971 gekomen aan de hand van de normering dat een belofte is gedaan door het oude college, die is overgenomen door het nieuwe college. Ik kom nu terecht bij het woord "chantage", dat door de heren America en Mensen is gebruikt. Ik ge loof dat de vertaling van dit woord als volgt moet geschieden: ingeval vanavond die 136.800, -- niet ter beschikking zouden komen van de panden Dreef 8 en 8a, dan zou dat betekenen ingevolge de huidige prioriteitsstelling dat dit bedrag opnieuw zal worden beoordeeld en dat opnieuw aan de hand van de noodzakelijkheden wat de uitgaven betreft zal moeten worden vastgesteld voor welk doel dit bedrag zal worden aangewend. De VOORZITTER: Ik wil graag een beroep doen op de raad, met erkenning van de fouten die door het college zijn gemaakt en van het feit dat de raad onvoldoende is geïnformeerd, niet langer van kwade trouw uit te gaan. Het lijkt mij een zaak, die toch wel bijzonder steekt en ik moet een beroep op de raad doen zich daarin minstens te beperken. Ik meen dat ik dat als voorzitter van deze raad mag doen. Mevrouw jaGER: Ik wil toch wel even opmerken dat wethouder Van Dun heeft gezegd dat de 200.000, -- niet zijn genoemd, maar op blz. 931 in antwoord op vragen van de heer Van der Werff. De heer VAN DUN: Ik heb duidelijk gezegd dat ik de 200. 000, -- niet heb genoemd ten aanzien van het gereedmaken van het raadhuis van Princenhage tot gemeenschapsgebouw. Mevrouw JaGER: De heer Van Dun zegt wel dat het begroot was op 180. 000, -- a 190. 000, --. De heer Van Dun is het er niet mee eens, maar hij heeft wel gezegd dat het zoveel zou gaan kosten; dat staat dui delijk op blz. 931 in antwoord op vragen van de heer Van der Werff. Verder heb ik ook geen antwoord gekregen op mijn vraag over datgene wat het college zelf zegt op blz. 916 van de notulen van 17 december 1970. Daar staat nl."het college denkt vanuit zijn taakstelling eerder aan een aantal andere wijken zoals Tuinzigt enz.die op dit moment

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1332