1336 18 NOVEMBER 1971 medewerken aan alternatieve plannen. Op de valreep wordt ons nu toch nog een alternatief plan aangeboden. Het is nog niet helemaal uitgewerkt, maar ik moet gewoon aannemen dat degene die dit voor stel doet terzake deskundig is. Ik wil daarom vragen of dit alternatie ve plan wellicht nog voor 16 december kan worden bekeken, zodat dit jaar toch nog een definitieve beslissing kan worden genomen. Ik steun dus graag het alternatieve voorstel voor verder onderzoek. De heer CRUL: Ik wil graag aanvaarden dat het college niet op de hoogte was op 17 december 1970 van de prijs die voor Dreef 8 en 8a zou moeten worden betaald, maar ik krijg toch wel een beetje moeite met de uitdrukking "te kwader trouw", In de verwijzing van de wethouder van openbare werken naar de notulen van 17 december 1970 zegt hij de ene keer dat er niet over 180.000, -- gesproken is en vervolgens zegt hij dat er wel over 180.000, -- gesproken is, maar niet in verband met gemeenschapsvoorzieningen. Duidelijk staat echter in de desbetreffende notulen dat er wel over gemeenschapsvoorzieningen is gesproken. Ik kan er dan ook geen touw meer aan vastknopen. Het bedrag was volgens de notulen begroot met een doel en dat doel kan in die situatie alleen maar gemeenschapsvoorzieningen zijn geweest. Zo als de wethouder het hier op tafel legt past het niet allemaal in elkaar. Het alternatieve voorstel van de heer Froger is op dit moment, net zoals indertijd bij de tunnel van Van Loon het geval was, niet te beoordelen en ik ga dat ook niet doen. Ik blijf van mening dat wij op grond van de toezeggingen die wij nu eenmaal aan Princenhage hebben gedaan met het voorstel accoord moeten gaan en zoals al in eerste instantie is gezegd onder protest. De heer VAN CAULIL: Ik zal het kort maken. Ik was ditmaal weer niet van plan iets te zeggen, omdat andere leden van mijn frac tie al het nodige naar voren hadden gebracht. Op een gegeven moment wordt men echter uitgenodigd, vooral als gezegd wordt dat bij vorige gelegenheden Van Caulil zat te jammeren. Ik wil dat nog één keer doen, maar dan wel heel duidelijk. Ik jammer wanneer ik merk dat in december 1970 door de raad een voorstel wordt aangenomen en na zo lange tijd weer op die beslissing wordt teruggekomen. Zijn wij nu eigenlijk bezig met het huidige voorstel of nemen wij nog maar even de agenda van december 1970 mee en beginnen wij daarover opnieuw te praten? Ik geloof dat diegenen die destijds voorstanders waren van de verkoop van het raadhuis van Princenhage moeten accepteren dat het op andere wijze is verkocht. Wanneer men na een jaar nog op de ze zaak terugkomt kan men wel bezig blijven. Wanneer men vindt dat ik toen gejammerd heb wil ik nu wel zeggen dat men maar rustig moet nakijken wat ik toen gezegd heb. Ik achtte het totaal ongeschikt; ik heb gesproken over een kelderwoning en over grote verkeerstechnische bezwaren, o. a. met het oog op de nabijgelegen kerk. Dit alles was voor mij aanleiding dit in geen geval te accepteren. Nu krijgen wij het volsende. Nu heeft het college weer een daad gesteld en stelt een ruimte disponibel in Dreef 8 en 8a, waaraan weer consequenties zijn verbonden. Ik heb bij vorige gelegenheden gevraagd of de behoefte daar zo groot was en of een en ander nodig was; nu blijkt dat verschillende gebouwen, o. a. het oude klooster of St. Vincentiuslokaal, zijn weggevallen. Wij komen dan in een andere situatie. Daarbij komt nog dat andere activi teiten plaatsvinden. Men wil nu een pand dat disponibel is gesteld gaan verbouwen. Ik wil er even op wijzen dat een groot deel van de voorzie ningen zal moeten geschieden met het oog op de brandveiligheid. Wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1336