11 FEBRUARI 1971 134 college heeft daar twee nachten en anderhalve dag de tijd voor gehad, terwijl wij het in een half uurtje moeten klaarstomen. Ik zal echter mijn best doen zoveel mogelijk punten die ons als P.A,K. -fractie daarin getroffen hebben aan de orde te stellen. Allereerst iets over de betogen van de overige fractievoorzitters of hen die als zodanig zijn opgetreden. Dan moet ik tegen mevrouw Van Nes zeggen dat haar betoog mij het meest heeft aangesproken. Niet omdat wij vaak van dezelfde politieke opstelling uitgaan, maar omdat zij naar mijn mening de kern van de zaak waar het in deze raad om gaat zo scherp heeft getypeerd door diep in te gaan op de zin van ons raadslidmaatschap. Verder heeft zij met haar opmerkingen over de samenspraak met de burgers en de betekenis van het besturen de spijker op de kop geslagen. De heer Van der Werff heeft in zijn betoog gesteld dat bij be sturen ook luisteren hoort. Waarschijnlijk zal hij tot deze uitspraak zijn gekomen omdat in de praktijk vaak het tegendeel blijkt en de tijd en de interesse voor dat begrijpend luisteren dat hij bedoelt ont breken. Als ik de heer Van der Werff goed heb begrepen bedoelt hij verder met die passage over dit onderwerp dat veel deskundigheid en interesse voor ons als bestuurders beschikbaar zijn die thans niet worden gebruikt. Uit de eerste reactie van de heer Van der Werff op het voor stel over een tussentijdse discussie over de nieuwe begroting, waarop ook wethouder Broeders in laatste instantie is ingegaan, blijkt dat dit toch niet helemaal goed is overgekomen. De bedoeling van de P.A.K.- fractie is niet dat wij een extra begrotingsbehandeling krijgen, maar dat wij gezien het ingewikkelde karakter en de samenhang van die begroting, zoals ook vandaag wel weer blijkt, vrijwel geen mogelijk heid hebben daarin een wijziging aan te brengen. Alle zaken hebben met elkaar te maken. Er hoeft dus geen tweede begrotingsbehandeling te komen, maar het lijkt ons voor de raad en het college een goede zaak wanneer omstreeks de datum die wij hebben genoemd, dus in mei of juni, in een nota een aantal beleidslijnen aan de raad ter dis cussie wordt voorgelegd. Het is helemaal niet onze bedoeling daarbij op de stoel van het college te gaan zitten. De heer Kroon heeft rechtstreeks en ook indirect een aantal op merkingen gemaakt aan het adres van de P. A.K. -fractie over o. m. onze opstelling in de raad en mijn persoonlijke opstelling ten opzichte van het seniorenconvent. Ik had verwacht dat wij dit woord bijna kwijt waren, maar het komt toch steeds weer terug; de term "overleg van de fractievoorzitters" spreekt mij meer aan. Een afwijkend standpunt in het college is voor de heer Kroon blijkbaar een moeilijke zaak. Toch is het in deze raad - men heeft mij dat verteld, ik heb het niet uit eigen ervaring - meermalen voorgekomen dat vanuit het college een afwijkend standpunt naar voren werd gebracht. Verder komt het elders in het land in sommige plaatsen in vrijwel elke gemeenteraadsverga dering voor. Hoewel wij dus in feite niet kunnen spreken van een nieu we ontwikkeling, lijkt een discussie over dit collegialiteitsbeginsel in het college mij zeker zinvol. Ik ben echter van mening dat, als wij tot dat gesprek zouden besluiten, het begrip "algemeen belang" daar in meer moeilijkheden zal gaan opleveren dan dat collegialiteitsbe ginsel. Het algemeen belang wordt namelijk vaak bepaald door die groepering die over de politieke macht beschikt. Met betrekking tot het overleg van de fractievoorzitters wil ik nog zeggen dat de gedachten van de heer Kroon hierover niet helemaal juist zijn. De. situatie is namelijk dat de uitnodiging voor het laatste

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 134