1364
23 NOVEMBER 1971
een machtsuitoefening, in plaats van een redelijke controle op het
financiële beheer van de gemeente. Het is dan ook een juiste con
statering in uw nota, wanneer uw college zegt: "van een eigen be
leid kan geen sprake zijn". Wij steunen in deze zorgelijke omstan
digheden uw urgentiebeleid in de aangegeven volgorde: woningen,
onderwijs en nutsbedrijven moeten wij gaande houden. Verder heeft
de gemeente slechts een geringe ruimte zelf iets te doen, gezien
het feit dat vaste financieringsmiddelen in de huidige situatie in
onvoldoende mate ter beschikking komen.
U schrijft dan verder in de nota omtrent deze materie, dat een
goede urgentievolgorde van groot belang is. Akkoord, maar dan komt
direct de vraag naar voren, hoe wij de raad hierbij sterker kunnen
betrekken. Om een slagvaardig beleid binnen die kleine financiële
speelruimte te verzekeren, lijkt ons het frequenter inschakelen van
de afdeling financiën uit deze raad noodzakelijk. Een ruimere taak
van deze afdeling is daarbij onmisbaar, in het bijzonder bij het
stellen van de prioriteiten en bij de planning.
Om de genoemde speelruimte nu niet nog kleiner te maken,
is de Protestants Christelijke fractie niet tegen de diverse tariefs
verhogingen. We moeten echter wel een beetje leren leven met de
jaarlijkse financiële problemen. De bezorgdheid over de financiële
toestand moet ons namelijk niet onverschillig maken om verder niets
meer te doen.
Uiteraard hoort u van ons op dit moment geen pleidooi voor
sterke uitbreiding van de gemeentelijke overheidsuitgaven, maar
wel zien wij mogelijkheden in beleidsverschuivingen. 't Lijkt ons
niet uitgesloten enig geld te kunnen verdienen d. m. v. het door
lichten van een aantal dure cultuur-evenementen. Snoeien in het dode
hout levert beslist wat op. Tevens dient continu gewaakt te worden
voor automatische subsidiëring.
M. b. t. het op ruimere schaal gaan toepassen van het profijt
beginsel hebben wij wel bezwaren, omdat de kans groot is dat er
van een solidariteit van sterken met zwakkeren niet veel meer
overblijft!
BESTUUR.
Het kan heus geen kwaad ons in het bestuurlijke vlak van tijd
tot tijd af te vragen waarheen wij gaan.
Allereerst de vergaderingen, die zowel in tijd als in gewicht vrij
omvangrijk zijn. Vervolgens de democratiseringsconjunctuur en het
daarmee gepaard gaande vele voorbereidende werk, maakt het de
raad uitermate moeilijk om als hoofd van de gemeente te kunnen
functioneren. Volgens ons moet de wetgever spoedig een studie
maken van de werkwijze, de faciliteiten en de honorering. Wij
gaan nu twijfelen of dit alles nog een verantwoorde vrijetijdsbeste
ding kan zijn, als wij in de toekomst zorgvuldig bestuur willen
garanderen.
Het was dan ook prettig te vernemen, dat bij de behandeling
van de rijksbegroting van Binnenlandse Zaken voor het jaar 1972
ruimschoots aandacht is geschonken aan de positie van de raadsleden.
Vooral, wanneer we bovendien bedenken, dat de burger -- en te
recht -- steeds hogere eisen stelt aan het stadsbestuur in zijn tota
liteit.