1365
23 NOVEMBER 1971
De actiegroepen zijn vandaag aan de dag gewoon realiteit.
Het voordeel is dat men gaat nadenken wat het protest ons heeft
te zeggen, maar het is niet los te zien van de vervolgvraag: "Wat
hebben wij het protest te zeggen!" Onze fractie is uiteraard bij
voorbaat niet tegen acties. Wij menen, dat binnen de democratisch
tot stand gekomen spelregels, elkaar veel duidelijk kan worden ge
maakt. Met de zogenaamde harde acties hebben wij moeite, wan
neer de uitgangspunten gelijkhebberigheid en chaos zijn.
De veranderingen in het bestuur eisen van de raadsleden een
groot aanpassingsvermogen. Enerzijds proberen we te delegeren
naar commissies ex. artikel 61 van de gemeentewet, maar ander
zijds moeten wij oppassen, dat wij met deze commissies niet te
hard van stapel lopen. Primair is de overzichtelijkheid. Dat is
alleen mogelijk door al werkende de nodige ervaring op te doen.
In het kader van de democratisering is onze fractie voorstander
van doelgerichte opiniepeilingen met behulp van enquêtes en ver
antwoorde steekproeven, teneinde op de hoogte te blijven van wat
er leeft onder de kiezers. Onze taak is de verkregen gegevens te
toetsen en zonodig in politieke zin te vertalen. De bestemming van
de Grote Markt zou bijvoorbeeld een object voor zulk een opinie
onderzoek op wat grotere schaal kunnen zijn.
Bij ons geen vernieuwing om de vernieuwing. Wel de positieve
vernieuwing, welke binnen ons democratisch bestel met verant
woordelijkheidsgevoel gerealiseerd is. En wij veronderstellen daar
bij, dat een ieder die bij vernieuwingsontwikkelingen is betrokken,
zich ook terdege bewust is, dat verantwoordelijkheid heeft te maken
met aansprakelijkheid; dus met het afleggen van rekenschap. In dit
verband moet men goed doordrongen zijn van het feit, dat inspraak
en openheid tot in het oneindige ten koste gaat van de bestuurs
kracht. Gematigdheid kan ook hier heilzaam werken.
Waar we op bestuurlijk niveau eindigen, is op dit moment he
laas niet te overzien. Werkend op basis van goede onderlinge ver
houdingen in de raad, mogen wij de toekomst voor Breda toch ge
matigd optimistisch tegemoet zien. Er moet dan wel doelmatig be
stuurd worden. Wij moeten niet afdalen in te veel futiliteiten en
zeker hiermede niet te lang bezig zijn. Wanneer wij dan gezamen
lijk van mening zijn, dat ook de pers een wezenlijke taak heeft
om de verbinding kiezer-gekozene tot stand te brengen én deze
zelfs te verstevigen, dan zullen wij collectief en individueel in de
eerste plaats zinvol moeten opereren om een stimulerende reactie
van ons werken in die pers te mogen verwachten.
We spraken zojuist over bestuurskracht in het algemeen. Nu nog
even met betrekking tot het college van B. en W. Vooraf wil ik
stellen, dat een lid van het college het recht heeft een afwijkende
stem uit te brengen, maar wij koppelen hieraan een duidelijk ken
baar te maken motivering. De frequentie lijkt ons ook niet onbe
langrijk voor de verhoudingen. Bij de subsidieverlening aan het blad
Oelaat kregen we in deze raadszaal een schijnvertoning.
Onze grote geleerde in het staatsrecht, prof. Kranenburg, heeft
ook nogal moeite t. a. v. het bestuursbeleid met de individuele ver
antwoordelijkheid van de wethouder, gezien in de collectiviteit van
het college, wanneer deze afwijkend in de openbaarheid moet ko
men.