23 NOVEMBER 1971
1374
thans weer mijn bijdrage te leveren en als zelfstandige richting in
de raad komt mij dat ook toe.
Wij hebben een jaar vol gebeurtenissen achter de rug en Algemene
Beschouwingen geven de gelegenheid de stand van zaken op te maken.
Waarheen is Breda op weg? Hoe liggen de verhoudingen in de raad?
Waar staat het college? Waar staat men zelf?
Eens is mij in de vorige raad het verwijt gemaakt, dat ik mij zelf
wilde blijven. Toch is dat precies wat ik mijn plaats vind in het po
litieke leven in deze stad en ook in de raad. Ik meen dat in de
huidige wereld met de problemen van vandaag alle bestaande poli
tieke scheidslijnen volkomen verouderd zijn en alleen maar frustre
rend werken. Ook de nog veel gebruikte tegenstelling tussen conser
vatief en progressief of van links tegenover rechts is versleten. Deze
termen dekken de lading helemaal niet meer. Dat geldt al lande
lijk, maar het is nog meer van toepassing op de raadsverhoudingen.
Waar de tegenstelling om de hoek komt kijken, is zij veel meer
het gevolg van het nu eenmaal behoren tot een bepaalde richting
dan dat zij iets te maken heeft met de vraagstukken waarmee de
raad zich moet bezighouden.
Mijn opvatting sluit een principiële stellingname allerminst uit,
maar die komt dan voort uit de levensbeschouwing die men heeft
en niet uit de achtergrond van een politieke binding, of omdat men
zich links dan wel rechts wil betitelen. Hetgeen ik altijd heb ge
daan en naar mijn bescheiden mening nog steeds doe, is: alle voor
stellen van het college en alles wat hier in de raad verder passeert
beoordelen op de zakelijke merites, m. a. w. ik vraag me af of het
tot het voordeel of tot het nadeel van Breda strekt.
Natuurlijk kan men met mij van mening verschillen op zakelijke
gronden, over de juistheid of onjuistheid van een door mij inge
nomen standpunt.
Ik geloof echter niet dat men gemakkelijk zal kunnen aantonen,
dat ik ooit opzettelijk iets niet op zakelijke wijze heb benaderd.
Dit alles betekent, dat het mij volstrekt niet interesseert van wie
een voorstel komt, mits het een goed voorstel is. Ik kan mij voor
stellen dat deze stellingname in de huidige politieke constellatie --
bij sommigen irritatie kan verwekken. Maar dat mag mij niet belet
ten op deze weg voort te gaan, zolang ik die als de juiste ervaar.
In 1970 hoopte ik in de raad terug te keren met een groep van
mensen die dezelfde onpolitieke aanpak van de politiek zouden heb
ben als ikzelf. Dat was de achtergrond van het oprichten van de
Bredase kiesvereniging Democraten - D'66. Door verschillende om
standigheden is die groepering uiteengevallen. Voor zover ik zelf
schuldig ben aan bepaalde tegenstellingen in het persoonlijke vlak,
betreur ik dat. Maar de diepste oorzaak was een andere. Mijn ex-
medestanders waren politiek gebonden gebleven of zijn dat opnieuw
geworden. Zij denken nog in de termen progressief - behoudend.
Ik erken uiteraard hun recht daartoe, maar ik vind het wel een in
breuk op hun vroegere presentatie aan de kiezers. Ondanks het falen
van de nieuwe opening in de politieke verhoudingen voor zover
het de groep betreft, ben ik -- zoals zojuist uiteengezet -- de oor
spronkelijke stellingname trouw gebleven. Niemand zal het mij in
gemoede kwalijk kunnen nemen, dat ik in de raad zocht naar ge
lijkgezinden. Ik heb ze gevonden in de fractie"Bredase Belangen"!
Hier trof ik raadsleden aan -- de heer Froger, eerst met de heer
Schoenmakers en daarna met de heer Koertshuis die zich in de