23 NOVEMBER 1971 1376 vele lange discussies en veel ellende bespaard zijn gebleven. Wij constateren anderzijds ook bij het college duidelijke tekenen van onmacht, ofschoon het moeilijk is die nauwkeurig te omschrij ven. In ieder geval lijkt het alsof het college sommige dingen gewoon laat "aansudderen". Ditisons inziens niet bevorderlijk voor een goed bestuur. De beleidsnota zien wij in de dubbelfractie vooralsnog als een goed bedoelde en niet eens onsmakelijke griesmeelpudding, maar het blijft voor ons een pudding. Veel kun je er niet mee doen en bovendien is het opvallend, dat er volstrekt geen overleg met de raad is geweest over de opstelling van de nota. Wij menen dat dit abso luut noodzakelijk was geweest. Wij vragen nu hoe het college de bestuurskracht denkt te vergro ten -- speciaal in de richting van een efficiëntere werkwijze van de raad -- wat het college vindt over onze suggestie dat de raad mee denkt over het opstellen van een echte beleidsnota volgend jaar? Daarin zal dan nauwkeurig de plaats en functie van Breda geanaly seerd moeten worden, waarbij wordt uitgegaan van de harde feiten en niet van wensdromen. Op deze plaats moet ons eveneens van het hart -- maar dit is een opmerking aan het adres van de Raad -- dat er niets terecht is ge komen van een nauwe samenwerking van de fracties onderling ter zake van de voorbereiding van het beleid, zoals dat in de boodschap van de lijsttrekkers werd aangekondigd; Dit is ook de voornaamste be doeling van die boodschap geweest, als zij tenminste iets wilde be tekenen. Vanuit ons standpunt beschouwen wij dit gewoon als een eis van modern bestuur, teneinde de veelheid van problemen werkelijk ade quaat te' lijf te kunnen gaan. Wij zien dit liggen in het verlengde van onze zienswijze over de veroudering der bestaande partijtegen stellingen. Een echt welzijnsbeleid verdraagt geen versnipperingen en veronderstelt een daadwerkelijke bundeling van alle krachten. Bij de behandeling van de hoofdstukken zullen wij gelegenheid hebben afzonderlijke onderdelen van het gemeentelijk bestuur nader te bespreken, zodat nu nog slechts enkele opmerkingen overblijven. Wanneer bereiken de raad voorstellen over Bouvigne? Hoe gaat het met het vormingswerk daar? Hoe staat het met de voorbereidingen van de bebouwing van de Haagse Beemden? Komt daaraan de Stede- bouwkundige Adviesraad nog te pas? Hoe staat het trouwens momenteel met de gebiedsafstand van de Haagse Beemden in het algemeen? Toen ik deze tekst schreef was nog niet het krantenartikel ver schenen, waarin daarover het een en ander werd verteld. Ik zou het echter toch zeer op prijs stellen als ook van achter de college tafel vanavond daarover iets meer wordt gezegd. Verder vinden wij het nog van belang te horen hoe het college denkt over de preciese taak van de culturele raad binnen het gemeen telijk bestel. Voor wat betreft het algemene gedeelte wil ik het hierbij laten. De heer JANSEN: Het verheugt mij om bij deze algemene beschouwingen ook van mijn kant een bijdrage te mogen leveren. Het is voor de kleinere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1376