11 FEBRUARI 1971
136
K.V. P. -fractie zal doen.
De heer CRUL: Misschien komt dat dan later nog als het voorstel
van het college er is.
Ik heb al gezegd dat het niet eenvoudig is in te gaan op de ant
woorden van de voorzitter en de overige leden van het college, om
dat er in enkele uren tijd een stortvloed van gegevens over ons heen
is gekomen. Ik wil niettemin een poging wagen over enkele punten
iets te zeggen, in de eerste plaats over hetgeen de voorzitter heeft ge
zegd over de opmerking in Oelaat, Hij heeft zoals mij gebleken is uit
de installatievergadering van de democratiseringscommissie bepaalde
inzichten die mij wel aanspreken, maar toch geloof ik dat als het op
de uitwerking aankomt er wel verschil van mening kan blijven bestaan.
Ik ben namelijk van mening dat de besluitvaardigheid wel eens door
tijdverlies in het gedrang kan komen, wat echter volledig wordt goed
gemaakt door het begrip dat wordt opgebracht. De overheid draagt
mijns inziens wel verantwoordelijkheid, maar in feite wordt die door
de burgers tezamen gedragen, een zin die in het betoog van de voorzit
ter moeilijk past met het oog op de democratiseringsgedachte die daar
in duidelijk naar voren komt.
Wat de boodschap betreft doet het mij genoegen te constateren
dat er spoedig vanuit het college inlichtingen zullen komen en dat
daaraan op ons verzoek voorrang zal worden gegeven.
Het betoog van wethouder Broeders is voor iemand die geen fi
nancieel expert is moeilijk te verwerken. Er wordt met miljoenen ge
gooid of het niets is. Ik probeer dan altijd met beide benen op de grond
te blijven staan door te kijken naar Amerikaanse begrotingen, waarover
nogal eens inlichtingen naar Nederland komen. Sinds de Amerikaanse
regering de maatregel heeft ingevoerd tekorten op de begrotingen toe
te staan, zodat men niet meer met sluitende begrotingen hoeft te wer
ken, heb ik de indruk dat de levensstandaard daar steeds verder stijgt,
waardoor de mensen het beter krijgen. Ik ben geen financieel expert en
ik kan er dus ook geen verklaring voor geven. Ik heb er al met heel wat
mensen die dat wel zijn over gesproken, maar noch economen, noch
financiële deskundigen hebben mij er een verklaring voor kunnen ge
ven. In die zin vraag ik mij af of wij in Breda wel altijd de juiste me
thode hebben gevolgd door steeds naar een sluitende begroting te wer
ken - dat heb ik althans uit het betoog van wethouder Broeders opge
maakt - en of wij door onze zuinigheid bepaalde zaken niet kunnen
uitvoeren. Dat was de teneur van het betoog dat ik heb gehouden, na
melijk of wij door een niet-sluitende begroting te aanvaarden niet be
paalde prioriteiten, zoals die uit het betoog van de heer Van Dun naar
voren zijn gekomen, zouden kunnen uitvoeren waartoe wij nu met een
sluitende begroting niet in staat zijn.
Op het punt van de achterstand in het onderwijs wil ik de heer
Broeders nog even herinneren aan zijn bezoek aan het kadercongres
van het N. K.V. in Tilburg, waar hij aanwezig was als N, K.V. -lid.
Hij heeft weliswaar niet meer zulke nauwe relaties met het N.K.V.
als ik, maar die zijn er toch ongetwijfeld nog. Op dat congres is dui
delijk naar voren gekomen dat vanuit die vakbeweging, die ook in
het P. A.K. participeert, het probleem van de sociale achterstanden
- de wethouder heeft goed begrepen dat ik dat heb bedoeld - in het
onderwijs door de vakbeweging zal worden geactiveerd. Daar is dan
ook zoals bekend in Tilburg mee gestart. In dat programma staat dat
er ook verantwoordelijkheden liggen in het gemeentelijke vlak, maar