1382
23 NOVEMBER 1971
De heer Kramer heeft zeer nadrukkelijk geïnformeerd naar de
minderheidsstandpunten binnen het college van burgemeester en wet
houders. Hi] haalde daarbij de kwestie van Oelaat aan. Ik moet hem
zeggen, dat het college zich hierover uitvoerig bezint. In de toekomst
kunt u er wel op rekenen, dat minderheidsstandpunten -- natuurlijk
niet in alle gevallen, maar wel bij belangrijke kwesties -- ook in de
voorstellen van het college van burgemeester en wethouders tot uit
drukking zullen komen.
Ik kan u niet beloven, dat situaties zoals die zich hebben voor
gedaan, zich niet zullen herhalen. Dit heeft echter wel onze uitvoerige
aandacht.
Ons incasseringsvermogen is overigens nog redelijk goed, maar
wat de heer Kramer daarover heeft gezegd hebben wij ons ter harte
genomen. Wij hebben nog geprobeerd een commissie ad hoc in te
stellen van onze vrouwen, maar zelfs met presentiegelden zijn zij daar
toe niet bereid.
Aan fractievoorzitters mogen wij dit, zoals bekend, niet vragen. Ten
slotte leek het ons de beste oplossing de democratiseringscommissie
hiermee te belasten.
Over het functioneren van de afdelingen zou ik de volgende kant
tekeningen willen plaatsen. Het college vindt dat de afdelingen toch
niet functioneren zoals dat eigenlijk zou moeten. De duidelijkheid van
de standpunten van de afdelingen laat nog al eens een keer te wensen
over. Ook zal men zeker moeten trachten, bij het bestaan van alter
natieve voorstellen te bereiken, dat deze in de afdelingen aan de orde
komen, al was het alleen maar om te overwegen of ze in vergelijking
met andere voorstellen haalbaar en nuttig zouden zijn. Juist de afde
lingen moeten ook iets duidelijker opereren naar de kant van het col
lege: men moet daarbij naar voren brengen wat men over de voorstel
len denkt en ook eventueel alternatieven of amendementen uitspreken.
Bovendien schijnt over de bekende dagen in begin november een enorm
misverstand te bestaan. Ik heb toen het gevoel gekregen -- en in de
raad is het ook heel duidelijk gezegd -- dat het eenvoudig een "flop"
was. Wat waren echter de afspraken? Wij verkeren in de eerlijke ver
onderstelling, dat hierbij het vraag- en antwoordspel aan de orde zou
komen. De heer Broeders en ik zijn bij het overleg hierover in de demo
cratiseringscommissie aanwezig geweest.
Nu zegt de heer van Loon dat in november ook de cijfermatige behan
deling aan de orde had moeten komen. Bovendien is vandaag gezegd,
dat toen ook beleidszaken aan de orde hadden moeten zijn. Het college
zet bij dit laatste echter bepaald een vraagteken, omdat beleidszaken'
in een bepaalde sector zeker moeten worden afgewogen tegen belangen
in andere sectoren. Wij vinden dan dat dergelijke zaken in de raad als
totaliteit moeten spelen» Een volgende keer moeten wij nog eens precies
bekijken wat wij op dit punt moeten doen en daarin zo mogelijk ver
betering aanbrengen na onderling overleg.
Over de democratiseringscommissie is de raad ook zelf nogal
ontevreden, ook al heeft men die commissie zelf in gesteld. De heer
van Loon meent dat zij stroef werkt in haar verhouding tot het college
van b. en w. Dat begrijp ik niet al te best, want u hebt ons enkele
malen gevraagd of wij kontakten zouden kunnen hebben. Bij mijn
weten zijn die vragen nooit negatief beantwoord. Ik ben het echter wel
met ham eens dat er geen afbakening van opdracht is. Verzoekt hij om
meer overleg met b. en w. en om inschakeling van de ambtenaren,
dan kan ik ook dat onderschrijven. Er is in het instellingsbesluit geen