1383 23 NOVEMBER 1971 opdracht gegeven, het college staat open voor contact met de demo cratiseringscommissie en ook vragen over inschakeling van ambtenaren zullen mijns inziens niet geweigerd worden. Mede naar aanleiding van de brief die de democratiseringscommissie ons heeft geschreven over een aantal voorstellen die zij hadden -- o. a. met betrekking tot de commissies van advies en bijstand en tot de inschakeling van de Galderse Meren -- zou ik heel duidelijk wil len zeggen dat wij daarover op ieder moment willen spreken wanneer de democratiseringscommissie dat wenst. Wanneer de heer Kramer zich afvraagt of het college van b. en w. moet stilstaan bij het proces en de conjunctuur van de democratisering, dan moet ik van mijn kant zeggen dat dit natuurlijk niet zo is. Wij zijn zeer constructief bezig aan duidelijke wijzigingen in het reglement van orde. Ik hoop dat dit binnen enkele maanden gereed zal zijn. Ik kondig u aan dat wij nu bezig zijn met de verordening over de openbaarheid van stukken. Dit zijn allemaal zaken, die via de juridische afdeling en via de demo cratiseringscommissie de raad binnen afzienbare tijd zullen bereiken. Over de openbaarheid van stukken zou ik nog willen zeggen, dat wij met die verordening ook overleg plegen met ambtenaren binnen het gemeentelijk bestel. Op 10 december a.s. zullen wij deze ambtena ren vragen wat zij denken over onze ideeën over die openbaarheid van stukken. In het kader van de democratisering wil ik nog een opmerking plaatsen over het seniorenconvent. Het betreft ook de voorzitter van de raad nogal sterk. Waar de opvattingen in de raad en in de demo cratiseringscommissie verschillend zijn met betrekking tot de taak en doelstelling van die democratiseringscommissie, zult u het mij niet euvel duiden wanneer ik mij houd aan de oorspronkelijke afspraak van orde en werkwijze van de raad. Ik geloof ook, dat u buiten mij om -- als fractievoorzitters of hoe dan ook -- met elkaar overleg zoudt kunnen plegen. Vanzelfsprekend wens ik niet te treden in een meningsverschil dat zou bestaan over die taak en doelstelling. Dat onderling overleg zou kunnen plaatsvinden over zaken, waarover men het ook algemeen eens is. Ik zou het niet kunnen verdragen, wanneer een belangrijk deel van de volksvertegenwoordigers uit een dergelijk overleg zouden wegblijven. Bij een korte samenvatting van het voorgaande kom ik tot de volgende conclusie: de raad leeft eigenlijk zelf in onvrede over het functioneren van de raad. Ten tweede wenst de raad een bredere in formatie, waarover ik graag een akkoord laat horen mits binnen het straks door mij vermelde verband met die verordening en inspraak van de ambtenaren. Op de derde plaats vermeld ik dat het college van burgemeester en wethouders een nieuw reglement van orde voorbereidt, dat via de bekende weg de raad zal bereiken. Ten vierde stelt de raad vast, dat de werkwijze van de democratiseringscommissie niet helemaal de juiste is. Als college van b. en w. willen wij hierover graag nader overleg. Tenslotte brengt men in de raad naar voren, dat de relatie tussen b. en w. en de raad met behoud van ieders taak en bevoegdheid moet worden versterkt. Van onze kant zal alles gedaan worden om die relatie zo goed mogelijk te doen zijn. Wanneer nu de raad bereid zou zijn om deze door mij opgesomde punten te rangschikken onder het hoofdstuk orde en werkwijze van de raad en deze fragmentarisch be handelde vraagstukken zou willen behandelen in onderling overleg en met de voorzitter van de raad, dan hoop ik dat men dit laat merken opdat wij dit overleg -- waarbij wij dan de grens niet al te nauw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1383