23 NOVEMBER 1971 1384 moeten nemen -- over orde - en weikwijzevraagstukken spoedig op gang kunnen brengen, U vindt mij hierin als uw medestander. Mijn opmerkingen over de ambtenaren kunnen nu heel kort zijn. Zij hebben natuurlijk een heel belangrijke invloed op de besluitvorming. Ik vind dat ook zij bij de openbaarheid van stukken inspraak moeten hebben. U bent zich hopelijk ook bewust van het feit, dat u als raad ook een eigen secretaris hebt en dat u dus via dat kanaal ook een toe gang hebt tot de ambtenaren die hier op de secretarie werken. De beleidsnota is niet ongunstig ontvangen, al wordt er dan be weerd dat het een goed verteerbare griesmeelpudding is, terwijl het overigens toch ook wel een lekker stuk is. Indien dit zo is, voel ik mij het beste thuis bij de opmerking dat deze beleidsnota een bijdrage zou moeten zijn voor het beleid in het komende jaar - - misschien zelfs in de komende jaren waarvan de heer Crul meent dat wij er regel matig naar moeten kijken om te zien of het college dit allemaal wel doet. Ik voel mij wat minder thuis bij de opmerkingen van de heer von Schmid, die nog aantekent dat wij overleg hadden moeten plegen met de raad. Ik vraag hem op mijn beurt: waarom? U hebt ons gevraagd met beleidsnota's te komen, in de boodschap zegt u dat wij duidelijk moeten maken wat ons beleid is en u wilt informatie. Waarom moet het college over deze zaak, die een enorme voorbereidingstijd heeft gekost, overleg met u plegen? In tweede instantie hoor ik dat misschien van u. Een derde opmerking over de beleidsnota werd gemaakt door de heer van Loon. Hij wil een aparte raadsvergadering over de beleids nota. In gemoede vraag ik hem wat men wil met een aparte raadsver gadering over de beleidsnota. Tot welke besluiten denkt men te komen? Wat is de wijze van behandelen? Wij zouden dat natuurlijk wel enigs zins moeten prepareren. Wanneer de heer van Loon zou bedoelen, dat op gezette tijden concrete facetten uit die beleidsnota aan de orde zouden moeten komen -- van de kant van de raad of van het college -- dan vind ik dat een goed idee. Om echter de hele beleidsnota, waar in het totale beleid gepresenteerd wordt apart te behandelen, lijkt mij minstens in de behandelingsprocedure een wat griezelige en ook wat moeilijke zaak. Over de wet op de kansspelen plaatste de heer Sandberg een posi tieve opmerking. Hij weet waarschijnlijk dat wij daarmee bezig zijn. In 1968 en ook in het begin van dit jaar heeft het college nog van zijn opvattingen hierover blijk gegeven. Ik ben blij met dit positieve geluid in de raad. Van de kant van het college kunt u mijns inziens verwachten, dat men er al het mogelijke aan zal doen. Over de gebiedsafstand Haagse Beemden hoef ik niet veel te zeggen. Verwacht kan worden dat het advies hierover van gedeputeerde staten aan de minister binnenkort zal uitgaan. Dit betekent dat het oorspronkelijke grenswijzigingsplan voor Breda-Noord niet zal worden gerealiseerd, al thans niet in die vorm. Het betekent ook dat gedeputeerde staten verder doorstuderen op de bestuurlijke organisatie rond Breda. Mijns inziens zal dit een goede zaak zijn, wanneer wij dat zouden kunnen bereiken. Daar mee zal Breda zeker voor een reeks van jaren gediend zijn. De heer van Loon en de heer von Schmid stelden hierover vragen. De heer Sandberg dient te beseffen, dat wij de raadsbesluiten uit voeren, die over de regio- en gewestvorming in deze raad zijn genomen. Dit is eigenlijk het enige wat ik u kan zeggen. De formulering in de mede deling over de raadsbesluiten laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Ik vind dat wij de regio goed moeten laten functioneren, de gewestvor ming moeten bevorderen waar mogelijk, terwijl de regio te zijner tijd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1384