23 NOVEMBER 1971
1386
omdat het bepaald met waar is. Wij hebben geprobeerd de ramingen
zo reëel mogelijk te doen zijn. Ik wil hierbij aantekenen in antwoord
op zijn vraag wat wij denken te doen als de inhaling van de investe
ringen mogelijk zou zijn: Uit de vrij ingewikkelde berekeningen van
de gemeentefondsen van de raad van gemeentefinanciën hebben wij
begrepen, dat bij de gemeentefondsuitkeringen gewoon rekening wordt
gehouden met een achterblijven van de investeringen. Daarom wordt
dus op dit moment een lagere uitkering aan de gemeenten verstrekt,
omdat de investeringen achterblijven. Een logische conclusie lijkt ons
dan te zijn dat -- als de ruimte van de investeringen weer toeneemt --
daaruit de lasten van die investeringen ook uit een hogere gemeente
fondsuitkering zouden moeten worden verstrekt. U weet dat de daling
van de rentevoet overigens geen budgetaire gevolgen heeft in de be
groting. Het was op het moment van samenstelling van de lenings-
dienst door omslagrente nodig rekening te houden met de lichte daling
van de rentevoet. Ik moet daarbij aanstippen, dat wij in de voorgaan
de jaren ook de stijging van de rentevoet zwaar hebben gevoeld in de
omslagrente. Dat was gewoon een feit. Wij hebben bovendien een mee
vallend resultaat gehad in de leningsdienst 1970. In samenhang met
dit alles hebben wij gewoon een reële omslagrente geraamd. Ik moet
u dan ook wel zeggen, dat wij blij waren met deze zaken, die wij niet
als middel gezocht hebben omdat zij er reeds waren. Wij waren daarmee
dus wel blij.
Als ik de heer Crul wat vrij vertaal, zegt hij: "Het is helaas een
sluitende begroting". Hij zou liever -- als ik het goed heb begrepen --
een niet-sluitende begroting hebben gezien. Hij vindt dat die verant
woordelijkheid bij de centrale overheid ligt en daar ook thuishoort.
Als wij dan geen sluitende begroting opstellen, dan komt die verant
woordelijkheid ook te liggen waar zij moet liggen. Ik geloof echter,
dat wij één punt van verantwoordelijkheid niet kunnen ontlopen. Ik
verwijs naar de motivering voor onze keuze liever naar de begroting
van de nota van aanbieding (op de pagina's 5 tot 7 van de begroting
1971), omdat die motivering daar duidelijk vermeld is en het zou hier
te vèr voeren daarop uitvoerig in te gaan. Die verantwoordelijkheid
voor de keuze tussen een sluitende- of een niet-sluitende begroting
kunnen wij niet ontgaan. Het college zegt dus: Bij een niet-sluitende
begroting zouden wij een saneringsplan möeten opstellen en möeten
snijden in diverse onderdelen, terwijl wij geen enkel besluit meer
zouden mogen nemen dat direct of indirect leidt tot vergroting van het
tekort. Dat betekent, dat wij dus in die opzichten helemaal lam komen
te liggen en zelfs de kleine zaken, die wij nu nog kunnen doen -- zo
als bijvoorbeeld de invoering in de afgelopen jaren van een schooladvies
dienst, een jeugdadviescentrum, en de versterking van het bedrag daar
voor -- zullen niet meer mogelijk zijn, tenzij wij op andere wijze dek
king hiervoor zoeken in onze begroting. Tegen die achtergrond van een
laatste mogelijkheid op zeggenschap in ons eigen beleid zeggen wij, dat
het echt heel dringend nodig moet zijn, willen wij komen met een niet-
sluitende begroting. Dat is de motivering van het college en ik dacht,
dat men als raad de verantwoordelijkheid voor die keuze eenvoudigweg
niet uit de weg kan gaan. Het college adviseert u dus dit jaar -- hoe
lang nog en wie zal het zeggen - - tot een sluitende begroting over te
gaan.
Ik moet er daarbij op wijzen, dat de heer Crul mij in zijn motivering
de indruk geeft dat deze niet helemaal klopt. Hij zegt namelijk, dat
iedereen ziet dat de gemeentelijke huishouding niet functioneert zoals