137 11 FEBRUARI 1971 daarop zal mijn fractiegenote mevrouw Willems bij de verdere discus sie nog nader ingaan. Vervolgens ga ik over naar wethouder Van Dun, die heeft gezegd dat de zaak van de Haagse Beemden niet eenvoudig is. Uit het antwoord op een vraag hierover in het vraag- en antwoordboek had ik begrepen dat het college in deze richting aan het werk is, maar nu de wethou der met allerlei technische problemen naar voren komt krijg ik het idee dat dit niet het geval is. Ik zou daar graag een duidelijk antwoord op krijgen. Bij de oplossing van de woningnood zullen er zeker proble men ontstaan zoals de wethouder heeft genoemd. Een van die proble men is blijkbaar de inspraak van de 14. 000 mensen die daar komen te wonen, ik heb niet begrepen wat hij daarmee bedoelt. Ondanks de verwijzing van de wethouder naar de woningbedrij ven heb ik nog steeds moeite met de verlaging van de post huisvesting, al zegt hij dat de uitgaven voor de woningbouw in Breda niet achter uitgaan. Tot slot nog iets over het antwoord van wethouder De Raaff, die heeft gezegd dat er op het gebied van de bejaardenwoningen voortva rend wordt gewerkt en dat er wat de tehuizen betreft een politiek wordt gevoerd die voor de toekomst garandeert dat er op dit terrein winst zal worden gemaakt en dat de achterstand zal worden ingelopen. Zo heb ik het althans begrepen, als ik het mis heb verzoek ik de wethouder mij te corrigeren. Ik wil daar graag nog iets aan toevoegen. Uit de behandeling van de laatste wijziging in de uitgaven in de sociale sector en de daarmee verband houdende subsidies heb ik begrepen dat de landelijke koers wordt gewijzigd en dat men in Den Haag het liefst zou zien dat er in de toekomst meer wordt gewerkt met gezinshulpen die de bejaarden bijstaan in de eigen woning, in plaats van plaatsing in bej aardentehuizen. Ik zou graag willen weten of het college daar hetzelfde over denkt. De heer VAN DER WERFF: Ondanks het politiserende effect van de woorden van de beide vorige sprekers - men zou zelfs de slogan kunnen lanceren: "De lijsttrekkers zijn dood, leve de fractievoorzitters" - zou ik willen beginnen met enkele woorden van kritiek die rechtstreeks tot het college zijn gericht. Als voorzitters van de fracties hebben wij ons bij onze algemene beschouwingen bewust in de tijd beperkt tot ruim 120 minuten in totaal. Door omstandigheden en ook door het vol ledig verstek laten gaan bij het houden van werkelijke beschouwingen door de groep-Froger is de tijd wellicht iets korter geworden dan u had begroot, maar laat het dan een maximum van 150 minuten zijn. Dan is het goed gebruik dat het college zich in teamwork in zijn beantwoor ding zo opstelt, dat het ongeveer tweederde van de tijd van de fractie voorzitters gebruikt. Zo gaat het in de staten van Brabant, zo gaat het in Utrecht, enz. Het college heeft dus in feite de hem toegemeten tijd overschreden en ik meen dat door sommige leden daarvan de zelfde inhoud korter had kunnen worden geformuleerd. Wethouder BROEDERS: Misschien wil de heer Van der Werff zelfs namen noemen? De heer VAN DER WERFF: Zoals men weet ben ik uiterst voorzich tig met wijzen en namen noemen, maar als iemand zelf wil reageren Wanneer u optelt hoe vaak ik ons allen heb beklaagd over de vaak onevenredige lengte van raadsagenda's en -vergaderingen - zelfs in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 137