1387 23 NOVEMBER 1971 het behoort als gevolg van de financieringsbeperking. Nu krijgen wij mijns inziens het dooreenmengen van twee begrippen, die altijd aan wezig zijn in de financiële positie van de gemeente. Die financierings- beperkingen hebben niets te maken met het budget van de gemeente Breda of met het al of niet sluitend zijn van de begrotingen. Het heeft alleen te maken met het feit, dat wij te weinig geld kunnen lenen van uit de centrale pot van de Centrale financiering. De heer Sandberg zegt, dat er in de toekomst nauwelijks nog sluitende begrotingen te verwachten zijn. De budgetaire ruimte voor de investeringen loopt sterk terug. Het verzorgingsniveau komt in gevaar en de oorzaak daarvan is de onrustbarende stijging van de exploitatie kosten. Als ik hem nu goed heb begrepen, trekt de heer Sandberg een onjuiste conclusie uit de cijferopstelling zoals die in vraag 1 van het centraal rapport gegeven is. Wat is daar namelijk aangegeven? Ik neem aan dat die vraag van uw kant is gekomen, en misschien hadden wij op dat moment daarop moeten reageren, maar wij hebben waar schijnlijk de hele achtergrond van de vraag ook niet direct helemaal begrepen. Aangegeven wordt de ontwikkeling van het algemene budget en de kwestie van de investeringen. Deze worden bij elkaar gezet met vermelding van percentages. Ik meen nu, dat de heer Sandberg gaat rekenen vanuit die opstelling hoe de ver houding van de investeringen is ten opzichte van het budget. Ik geloof dat dit alleen juist zou zijn als de investering volledig en ineens uit het budget betaald zou worden. Dat wordt nu niet gedaan. Het is zelfs een feit, dat rente en afschrijvingen gewoon in dat budget in het eerste bedrag worden meegeteld en in feite heeft men op dat moment dan een dubbeltelling. Het is misschien het beste duidelijk te maken met een voorbeeld. De heer Sandberg zegt, dat de investeringen met 12 miljoen nominaal achteruitgelopen zijn. Stel nu, dat die investeringen nu niet achteruitgelopen zouden zijn, maar dat op het bedrag waarop zij nu zitten een stijging van 30 miljoen genoteerd zou moeten worden. Het gevolg zou zijn, dat in de exploitatiekosten -- wij stellen de kapi- taalslasten even op 10°]o --3 miljoen bijgevoegd zou moeten worden. De investeringen stijgen met 30 miljoen, doch desondanks zou men nog niet op het percentage van 1970 komen, terwijl er toen sprake was van een sterke uitbreiding van de investeringen. Dit zijn wat technische gegevens, maar ik wilde alleen concluderen dat mijns inziens de heer Sandberg zaken met elkaar vergelijkt, die niet met elkaar te verge lijken zijn. Over de oorzaken van de onrustbarende groei der exploitatiekosten en over de beslissingen die in het verleden genomen zijn -- waarbij de bijkomende exploitatiekosten niet helemaal verrekend zijn -- zou ik het volgende willen zeggen. U weet dat wij bij de planning hebben gezegd, dat voor ons allereerst het niet-rendabele investeringsplan op zichzelf gold. Op de tweede plaats komt dan het totale investerings plan. Het ligt dit jaar op tafel. Het vervolg is een uiteenzetting van de bijkomende kosten, waarvan eventueel de tekorten in de personeels- sectoren etc. bij de nadelige saldi van de exploitatiekosten -- buiten de kapitaalslasten -- betrokken zullen worden. Tegelijkertijd speelt nog het vraagstuk van de synchronisatie van het hele investeringsplan met het financieringsplan, dat wij nu ook hebben opgezet. Wij zijn nu met de voorbereidingen bezig van het investeringsplan voor de vol gende begroting. Daarover hebben wij intern met de diverse chefs en diensthoofden besprekingen en wij stellen ons voor een uiterste poging te doen de bijkomende kosten in het volgende investeringsplan reeds

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1387