1389
23 NOVEMBER 1971
bijzonder aanlokkelijk is. U moet bepaald niet menen, dat het colle
ge daarvoor niets zou voelen. Wij moeten echter wel op dit moment
stellen, dat het praktisch nog niet uitvoerbaar zal zijn. U zult in de
beleidsnota op pagina 14 zien, dat wij iets hebben gezegd over de ont
wikkelingen op dat terrein. In de loop van volgend jaar willen wij na
melijk komen met een meerjarige financiële capaciteitsplanning aan
de inkomsten-kant. Daarnaast zijn wij bezig een studie op te zetten
voor de budgetering door ontwikkeling van het budget over meer jaren.
Wanneer deze twee zaken klaar zijn, dan zouden wij met de raad sa
men tot de confrontatie kunnen komen.
Wij zouden dan eigenlijk liefst een beleid uitstippelen over meer jaren
om te komen tot een plan dat voor een aantal jaren gehanteerd kan
worden.
Ik hoop dat wij erin slagen om volgend jaar als eerste stap in die rich
ting die financiële capaciteitsplanning met de raad door te nemen.
De heer Crul zegt, dat de punten van de belastingen en heffingen
voor zijn fraktie moeilijk te verteren zijn. Ik moet zeggen dat het
heffen van belastingen en het verhogen van tarieven natuurlijk voor
niemand een prettige zaak is. U hebt, naar ik aanneem, ook niet de
indruk dat het college het doet, omdat het dit zo plezierig vindt.
Er zijn toch wel enkele redenen aanwezig. Allereerst ligt de gedach-
tengang eraan ten grondslag die in een vorige raad naar voren is ge
komen. Er zijn een aantal elementen van belang voor de voeding van
de gemeente: de rijksuitkeringen, de eigen gemeentelijke belastingen
en de tarieven. Wij hebben toen met elkaar afgesproken, dat wij na
tuurlijk van al die middelen gebruik zouden moeten maken om te ko
men tot een inkomstenpakket, waaruit op een zo reëel mogelijke wijze
die gemeente zou kunnen putten voor haar bestuur van die stad.
In die opstelling past het dus niet als wij zeggen, dat wij alles alleen
laten komen uit de gemeentefondsuitkeringen. De belasting etc. le
vert ook nog 10°]o, en ook de tarieven zijn niet alleen maar bedoeld
om de begroting sluitend te maken. Zij bedoelen ook een middel te
zijn om wat ruimte te krijgen voor de aanpak van zaken in het be
stuurlijk vlak ter plaatse, die opeens urgent kunnen worden. Daarom
zeggen wij dit elk jaar opnieuw in de gaten te moeten houden. Bij
die gelegenheid hebben wij gezegd, dat wij op dit onderdeel elk jaar
terugkomen bij de raad. Het wil niet zeggen dat het college beslist,
want wij praten daarover samen, maar wel vanuit de gedachtengang,
die wij destijds hebben opgesteld. De heer Crul stelt nu, dat dit niet
nodig zou zijn door een drietal zaken: baseer de inkomsten wat be
treft de algemene uitkeringen op de circulaire van de minister, han
teer eenzelfde behandeling met betrekking tot de sociale zorg en neem
de ruimte van de inkomsten van ENWA royaal. Als college hebben wij
daartegen eigenlijk nogal wat bezwaren. Wij ramen met betrekking
tot de algemene uitkering sinds 1963 op basis van de eigen prognose
om twee redenen. Allereerst omdat wij dan tijdig klaar kunnen zijn
met de begroting. Dit is een groot goed. Die circulaire komt misschien
begin juni uit, en wij weten dan pas hoe die ruimte is. Een ander
facet is nog, dat wij vanaf 1963 geraamd hebben op de eigen prognose,
doch dit is het eerste jaar dat de ministeriele circulaire een hogere ruim
te dan onze raming aangeeft. Altijd hebben wij hoger geraamd dan
de ministeriele circulaire.
Wij hebben bij alle instanties bij hun toetsing altijd verdedigd dat onze
ramingen goed waren, en gebaseerd waren op juiste cijfers. Op die
grond hadden wij in het verleden toestemming gekregen om die raming