1392
23 NOVEMBER 1971
toch tracht iets te doen. Deze stichting hoopt op 1 januari 1972 de
tweede fase te kunnen inzetten van het experiment, hetgeen de aan-
stelling inhoudt van beroepskrachten die een experimenteerplan gaan
opzetten, zodat op 1 augustus 1973 de derde fase van het plan -- de
start met deelnemers -- zou kunnen aanvangen.
De minister van onderwijs en wetenschap heeft het bestuur van het
streekcentrum uitgenodigd een aanvraag voor zo'n experiment vóór
31 december 1971 in te dienen en bij mijn contacten is mij wel ge
bleken dat dit zeker zal gebeuren.
Na de laatste raadsvergadering heb ik nog even kontakt met de
heer Froger gehad over het kleuter- en basisonderwijs. Op dit moment
moet ik hem zeggen nog geen mogelijkheden te zien om buiten dit
kleuter- en basisonderwijs voorzieningen te treffen in geval het rijk
tekort schiet. Mochten die mogelijkheden toch aanwezig zijn, dan
vragen wij ons vervolgens wel af of wij het zouden moeten doen. Wij
zouden daarover dan met de raad zeker een gesprek moeten hebben.
Het zou natuurlijk wel mogelijk zijn in het kader van de ontwikkeling
van het schooladvies- en begeleidingswerk, dat op die terreinen tijde
lijk wel voor dat voortgezet onderwijs ook een taak voor de gemeente
lijke overheid zou kunnen liggen.
Over de kwestie van het achterblijven van het vak lichamelijke
opvoeding verwachten wij binnenkort --begin volgend jaar -- een
nota over de behoefte aan gymnastieklokalen en schoolinstruktiebaden,
Bij die gelegenheid kan het vraagstuk misschien wat beter en uitputten
der behandeld worden, ofwel bij de behandeling van het hoofdstuk.
Wij kunnen nu echter al toezeggen, dat het vak lichamelijke opvoeding
natuurlijk zowel gymnastieklokalen als schoolinstruktiebaden betreft.
Een nota die beide aspecten betreft is vrijwel afgerond en wij hopen
deze aan het begin van het jaar aan de raad te presenteren.
Wethouder DE RAAFF: De vorige week zei iemand mij dat het
receptief vermogen van de mens vijftig minuten was. Op mijn vraag
wat hij bedoelde zei hij, dat een mens vijftig minuten kan luisteren.
Daarna gaan alle woorden letterlijk over hem heen, maar dringen niet
meer tot hem door. Als ik nu bedenk dat wij op dit moment al drie
en een half uur luisteren vraag ik mij af, of het nog zin heeft iets te
zeggen. Afspraak is echter afspraak en beloofd is beloofd. Ik heb niet
geteld, maar mijn indruk is toch dat de hoeveelheid woorden, die de
diverse fractievoorzitters hebben gewijd aan onderwerpen uit mijn
portefeuille, omgekeerd evenredig is aan de hoeveelheid guldens, die
door dezelfde portefeuille worden uitgegeven. Alleen de heer Froger
heeft een verband aangeduid tussen die hoeveelheid guldens hij
sprak van een derde deel van de totale begroting -- en de belangrijk
heid. Toch wil ik waarschuwen voor verwarring van omvangrijkheid
met belangrijkheid. Door verschuivingen in de rijkssubsidieregelingen
S* en de beschikkingen inzake uitvoeringsorganen kan die omvangrijkheid
namelijk van de ene op de andere dag enorm toenemen of verdwijnen.
Dit doet echter niets af aan de belangrijkheid van de zaak zelf. Juist
bij de financiering van een aantal sociale zaken zien wij een centra
liserende tendens, waardoor beleidsinstrumenten aan ons ontvallen.
Daarom hebben wij hiertegen in deze raad al eerder geageerd. Als
wij dan toch nog blijven streven naar herstructurering, herverkaveling,
coördinati e en integratie -- terwille van een betere dienstverlening en
doelmatiger werkwijze - - dan hebben wij alleen nog het middel van
overleg ter beschikking. Wij stellen ons voor de mogelijk te herstructu-