1405
23 NOVEMBER 1971
Brabant heeft. Men zou hierop bijna trots worden en met een stuk
geborneerdheid zeggen, dat het dus wel goed zit. Het zit echter niét
goed. Wij mogen constateren, dat bijvoorbeeld een gemeente als
Roosendaal nadrukkelijk aan het inlopen is op het niveau van Breda,
Men zou dan achteraf kunnen zeggen, dat het toch fijn is als wij een
gewest hebben of zullen krijgen. Maar hoe lossen wij die problemen
op? Wij moeten ons daarmee in zoverre niet gaan bezighouden, dat
wij een ongezonde rivaliteit gaan bouwen met Roosendaal. Wij moe
ten echter uitgaan van de gegevenheden, die ik u noem: de streek-
rapporten in West-Brabant. Wij moeten als vuistregel hanteren, dat
éénmalige gewestelijke voorzieningen in Breda thuishoren. Het is dan
voor raad en college de opdracht om die condities te scheppen, dat
dit ook inderdaad kan gebeuren. Door de heer Jansen is gevraagd of er
wel voldoende overleg met groeperingen in Breda is over allerlei eco
nomische problemen. Wij hebben o. a. regelmatig overleg met de
Kamer van Koophandel, de Commissie Middenstand Grootwinkelbedrijf,
de commissie Binnenstad, Het B. I. C. het Vac- en Creating Boschstraat,
Bredase aannemers, B. N. A„ commissie behoud binnenstad etc. Als men
dit leest zou ik bijna tot de conclusie komen, dat de volgende keer
de drie overgebleven Bredanaars er ook bij mogen zijn.
Verder is door de heer Froger gesproken over de plaatselijke be
stuurscommissie voor de werkgelegenheid. Vooralsnog zien wij als col
lege in deze aanpak niet veel heil, omdat bij het bestaan van een lan
delijke raad voor de werkgelegenheid en een provinciale commissie
de plaats Breda als zodanig te eng is om deze problematiek te lijf te
gaan en op te lossen. Dit sluit echter niet uit, dat wij in de hele in
richting van het gebied -- raad en college samen moeten uitgaan
van een stuk werkgelegenheidsbevordering. Dit is overigens een taak
die de BRIM in Breda duidelijk in haar banier heeft staan. De heer
Jansen heeft gevraagd naar de commissie midden- en kleinbedrijf en
ik hoop dat hij mij ten goede houdt, als ik mij afvraag wat dit precies
is, wat hij bedoelt. Er is in Breda een commissie Middenstand Groot
winkelbedrijf. Daarvan zou het weer een afsplitsing kunnen zijn. Ik
zou echter van hem graag willen horen, wat daarmee precies is be
doeld. Doch in ieder geval zouden deze zaken besproken moeten wor
den met het MGB.
Tot slot wil ik nog een aantal zaken over het ENWA behandelen.
Op de eerste plaats is door de heer van Loon gesproken over de wijk-
verwarming. Vervolgens een kleine opmerking over de aardgasvoorzie
ning in de ttuinbouw. Tenslotte nog een korte opmerking over de re
sultaten ENWA 1970.
Over de wijkverwarming vraagt de heer van Loon hoe het nu zit
met de uitvoering van voorzieningen, die in de rapporten geadviseerd
zijn en die niet alleen wenselijk maar hoogst noodzakelijk zijn. Het
betreft hier vijf zaken: Het aanbrengen van een verschil-drukregelaar
in de hoofdleiding aan het begin van een woningblok: deze voorzienin
gen zijn uitgevoerd. Het opnieuw inregelen van de radiatoren is uitge
voerd voor zover dat nodig was. Op de derde plaats zijn de centrale
regelaars vervangen door een type van hetzelfde fabrikaat: ook dit is
geschied. De buitenopnemers van temperatuur in de nabijheid van het
ketelhuis moeten niet op het ketelhuis zelf gemonteerd zijn, maar op
een woning in de nabijheid: dat is ook gebeurd.
Het laatste dat zou moeten gebeuren is de aanleg van centrale afslui
ters per woning. Dit is in het rapport niet alleen een aanbeveling maar