1407
23 NOVEMBER 1971
begroting 1972 heeft naar de smaak van het college een vrij stabiel
karakter op voorhand, omdat daarin een aantal voorgecalculeerde
tariefsverhogingen zitten die al door de raad zijn goedgekeurd. Ik vind
dit een goede zaak. Anderzijds moeten wij natuurlijk onze ogen wil
len sluiten voor evenementen die kunnen plaatsvinden, doordat een
prrjsbeschikking of andere prijsmaatregelen zouden afkomen waarbij
dan de hele. begroting 1972 in zijn opzet ten aanzien van het ENWA-
bedrijf ook niet zal verlopen zoals wij dat hebben gedacht.
Mijn excuses voor dit tempo, maar hierbij zou ik het willen
laten.
Wethouder MANS: Was het in februari het uitblijven van de defi
nitieve afrekening van de torenfeesten die mijnheer van Loon wat on
geduldig maakten, deze keer richt het ongeduld van de heer van Loon
zich ook op wat andere zaken. Ik hoop daarbij dat zijn ongeduld niet
chronisch is. Hij wenst nog tijdens deze begrotingsbehandeling nadere
informatie over de openbare bibliotheek, omdat "het beschikbaar stel
len van zeven ton voor een weliswaar noodzakelijke gemeenschaps-
functie zonder enig inzicht in structuur en financiële positie" hem wel
wat ver gaat. Mijnheer van Loon heeft hierin gelijk. In ongeveer de
zelfde bewoordingen richt het college van b. en w. zich in een brief
dd. 25 oktober 1971 tot het bestuur van de Stichting Verenigde Open
bare Bibliotheken. Het college zegt daarin: "wij wille^i vooropstellen,
dat de betekenis van het openbare bibliotheekwerk vraagt dat zo spoe
dig mogelijk besluiten worden genomen over de toekomstige structuur".
De volgende overwegingen, mijnheer van Loon, accentueren de nood
zaak van een spoedige beslissing. Medio april 1971 heeft de heer Diks
zijn rapport uitgebracht betreffende het onderzoek bij de openbare
bibliotheken te Breda. Nadat dit rapport aan ons college was aangebo
den hebben wij de raad medegedeeld, dat wij na overleg met het be
stuur hierop zouden terugkomen. Wij achten het bovendien nauwelijks
verantwoord de raad belangrijke aanvullende subsidies voor 1970 en
1971 te vragen, indien niet tegelijkertijd mededelingen en voorstellen
worden gedaan over de structuur. De heer Diks komt in zijn rapport
tot de conclusie, dat de gemeentelijke stichting in de situatie van dit
ogenblik de meest aangewezen structuur is. Hoewel wij de argumen
taties, die tot deze keuze hebben geleid, kunnen volgen gaat onze
voorkeur --na overweging van de mogelijkheden -- uit naar een
bestuurscommissie ex artikel 61 van de gemeentewet. In vergelijking
met de gemeentelijke stichting heeft deze commissie ex art, 61 een
duidelijk aantal voordelen. Heel kort: de gemeentelijke stichting is
een privaatrechtelijke structuur, terwijl de bestuurscommissie een
publiekrechtelijk orgaan is. Deze structuur beklemtoont - -ik dacht
dat dit van belang is -- het openbaar belang van de bibliotheekvoor
ziening. Trouwens, evenals bij de gemeentelijke stichting heeft de
commissie ex artikel 61 een eigen verantwoordelijkheid. Op de tweede
plaats biedt de stichtingsvorm in feite weinig formele mogelijkheden
voor inspraak medebeslissing en controle vanuit de bevolking. Destruc-
tuur van een commissie ex art. 61 daarentegen heeft als een van de
belangrijkste elementen de inspraak én deelneming in de beleidsvoe
ring van de belanghebbenden. Natuurlijk is met het bovenstaande de
structuur van een commissie ex. art. 61 van de gemeentewet niet
uitputtend behandeld, maar ik meen dat toch kort de motivering is
gegeven.
De vraag of de nieuwe structuur ook consequenties heeft voor de