1408
23 NOVEMBER 1971
bestaande samenwerkende rechtspersonen, i.e. de R.K. Stichtingen
De Vereniging, moet ik bevestigend beantwoorden. Op de eerste
plaats is er naar ons oordeel sprake van een onnodig ingewikkelde
organisatie op dit moment. Ook destijds bij de totstandkoming van
de samenwerking werd de constructie al niet gelukkig geacht. Het
nieuwe van de samenwerking, historische argumenten en vooral ook
het feit, dat hier door de mogelijkheid van samenwerking subsidie
van rijkswege werd verkregen zijn indertijd redenen geweest de bei
de oprichters als rechtspersonen te laten voortbestaan. Noch bij de
structuur van de gemeentelijke stichting noch bij die van de commis
sie ex. art, 61 passen echter naar onze opvatting deze rechtspersonen.
Zowel door middel van de stichting als door middel van de vereniging
kan namelijk een niet gewenste invloed op de faits en gestes van de
gemeentelijke stichting c. q. de commissie ex. art. 61 plaatshebben.
Ons college zou daarom het liefst zien, dat deze rechtspersonen zou
den worden opgeheven en dat de eigendommen c. q. bezittingen in
de nieuwe rechtspersoon zouden worden ingebracht. Mocht het voort
bestaan op straffe van verlies van samenwerkingssubsidie toch nood
zakelijk zijn -- u weet dat de nieuwe bibliotheekwet waarschijnlijk
nog wel enige tijd op zich zal laten wachten -- dan zou de oplossing
kunnen zijn, dat beide rechtspersonen in feite slapende worden ge
maakt. Samenvattend is dus ons standpunt, dat op zo kort mogelijke
termijn de structuur zal moeten worden herzien, dat de vorm van de
commissie ex artikel 61 van de gemeentewet onze voorkeur heeft en
dat beide oprichters --in casu de R.K. Stichting en de Vereniging --
dienen te worden opgeheven of tenminste slapende gemaakt. Deze
overwegingen zijn van de kant van het college zowel in gesprekken
met het bestuur als in bovengenoemde brief aan het bestuur van de
Stichting Verenigde Openbare Bibliotheken overgebracht. Het be
stuur is gevraagd op fcurie termijn een definitieve standpuntbepaling
kenbaar te maken, het liefst in de eerste helft van november. De re
acties hierop zijn twee brieven -- resp. op 11 en op 12 november
1971 -- zowel van de Vereniging als van de R.K. Stichting. Beide
zeggen in principe bereid te zijn de nodige medewerking te verlenen
aan het totstandkomen van een bestuurscommissie ex artikel 61.
Volledige overeenstemming over een aantal voorwaarden is er intern
nog niet. Op 2 december vindt onder onze leiding een gesprek plaats
tussen alle betrokkenen om een en ander nader uit te diepen en moge
lijk af te ronden. Na afronding kan dan een raadsvoorstel worden voor
bereid.
In het kort nog iets over de financiële positie. Een totaal over
zicht zal de raad worden geboden bij het komende raadsvoorstel over
het beschikbaar stellen van aanvullende subsidies over de jaren 1970
en 1971. Uit de analyse van de relevante stukken is gebleken, dat
de stichting belangrijke tekorten zal lijden indien geen aanvullende
subsidies worden toegekend. De tekorten zijn practisch geheel ont
staan door de veel hogere uitgaven in de personeelskosten dan werd
geraamd. Het verschil tussen de raming en de werkelijkheid 1970
c. q. de te verwachten cijfers van 1971 vindt zijn oorzaken in de
salarismaatregelen 1970, die in de begroting 1970 onvoldoende zijn
opgenomen en hun doorwerking vinden in 1971, en tevens in de sala
rismaatregelen 1971, die in de begroting 1971 eveneens te laag zijn
geraamd. Bovendien zijn in 1971 meer vacatures vervuld dan in de
begroting werd geraamd. Zoals reeds is gesteld, achten wij het nau
welijks verantwoord de raad aanvullende subsidies te vragen als er