1413 25 NOVEMBER 1971 De heer CRUL-. Enkele korte opmerkingen over uw antwoord op de algemene beschouwingen. Ik wil even ingaan op vier punten, op de eerste plaats op de informatie. Er blijft tussen u en mij over deze zaak een hardnekkig misverstand bestaan. U heeft gezegd dat de ambtenaren erbij betrokken zijn. Dat weten wij natuurlijk ook wel. Zij vormen de basis van dit bestuur, van deze stad en van deze raad. In deze aangelegenheid gaat het daaróm echter niet en ook niet om de zaak van openbaarheid van ambtelijke stukken. Het gaat hierbij om niets anders dan om de informatie van de 39 leden van het bestuur van de stad. Deze leden behoren in verband met een goede uitoefening van hun funktie te kunnen beschikken over alle informatie, die bij het gemeentelijk apparaat aanwezig is. In be paalde gevallen zal dit wellicht op vertrouwensbasis moeten geschie den, maar naar onze mening moet de beschikking over alle aanwe zige informatie mogelijk zijn. U heeft over het funktioneren van de raad gezegd dat er een vertrouwensbasis moet zijn en wij zijn dat volkomen met u eens. Ten aanzien van het punt van de informatie, menen wij dat indien inderdaad alle informatie voor ons beschikbaar is voor die vertrouwensbasis een goede grondslag kan wordea gelegd. Wij achten het daarom van groot belang op dit punt van u een duide lijk antwoord te verkrijgen. Verder zijn wij als P. A. K.-fractie na tuurlijk bereid constructief mede te werken aan het beter doen func tioneren van deze raad en onze fractie is bereid op elk moment met u over de orde en werkwijze van deze raad te praten. Wellicht zou het mogelijk zijn dat de fracties onderling, al dan niet onder uw voor zitterschap, overleg plegen in openbare vergaderingen. Naar onze me ning is dit mogelijk. Het zou kunnen bijdragen tot een beter funk tioneren van deze raad en wellicht zou dit overleg ten behoeve van u als voorzitter een officiële status kunnen krijgen door het instel len van een adviescommissie. Wat de woningbouw betreft vinden wij het jammer dat de wet houder op onze suggestie met betrekking tot het bouwen van nieuwe woningen helemaal niet is ingegaan. Misschien had hij te weinig tijd zoals wij allemaal, maar mogelijk is hij vanmiddag in de ge legenheid op onze suggestie in te gaan. Wij zouden dit graag zien. Wethouder Broeders heeft naar onze mening terecht aandacht be steed aan de achterblijvers in het onderwijs. Het verheugt ons dat wij in feite in deze zaak in het college weerklank hebben gevonden. Wij blijven echter met hem van mening verschillen over het al dan niet laten horen van een stem vanuit deze raad naar de nieuwe school advies- en begeleidingsdienst. Wij vinden dat wij op dit terrein een eigen verantwoordelijkheid hebben en dat wij een uitspraak moeten kunnen doen. Wij zullen hierop later tijdens de behandeling nog terugkomen. Ik heb ook het advies van wethouder Broeders en zijn verklaring in de Memorie van Toelichting op de begroting van 1971 met betrekking tot de sluitende begroting ter kennis genomen. Ik heb daaruit begrepen dat het een duidelijke zaak is dat een niet-sluitende begroting ook een kans' op goedkeuring heeft, indien tenminste duide lijk wordt aangetoond dat anders het verzorgingspeil wordt aangetast. Naar mijn mening zijn uit deze raad van alle kanten stemmen ge hoord, die erop wijzen dat door het uitvoeren van de begroting voor 1972 het verzorgingspeil inderdaad niet zo is als het behoort te zijn. Hoewel een en ander misschien de argumentatie verzwakt geloof ik het volgende voorbeeld te kunnen noemen: wij hebben de renovatie over een groot aantal jaren uitgesmeerd, zoals het investeringsplan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1413