1415 25 NOVEMBER 1971 Wij zullen die in voorkomende gevallen altijd duidelijk etaleren en motiveren. Dat is heel iets anders dan een zeker wantrouwen, dat nu onderling bij sommigen valt te constateren. Hieraan doen wij niet mee. Uw college komt voort uit ons midden en wij heb ben het college gekozen als onze representanten. Samen hebben wij onze verantwoordelijkheid en dat is ons uitgangspunt. Aan de met veel woorden ingepakte motie van wantrouwen, die de heer van Os heeft uitgesproken, hebben wij totaal geen behoefte. Zijn referaat over de cybernetica valt uiteen in bestuurlijke nonsens gezien in het licht van de teneur, waarin hij meende zijn grote boodschap te moe ten verpakken. Het is niet alleen met de bestuurskracht, maar met de gehele bestuurbaarheid van deze stad gedaan, indien wij ons aan dit soort stemmingmakerij zouden conformeren. De fiets van de heer van Os is onbestuurbaar, omdat hij op twee lekke banden rijdt. Ik zou hem dringend willen aanraden even af te stappen en het nodige plak werk te verrichten, anders ligt hij binnen de kortste keren in het ra vijn. De heer Crul heeft enkele uitspraken van de heren Barij en v. d. Werff gebruikt in zijn betoog over de zakelijke aanpak en efficiency van deze raad. Ik geloof dat hij een enigszins eenzijdige interpretatie geeft. Ik geloof dat het veel minder te maken heeft met een afwij kende maatschappijvisie, die ik hem graag gun, dan met een einde loos herhalen. In de raadsafdeling is ook al de vraag gesteld of het nu nodig is dat meerdere mensen uit één fractie over eenzelfde on derwerp praten. Verder ga ik hierop niet in; het is overigens niet een zaak, die alleen de fractie van de heer Crul betreft. Tenslotte hoop ik dat de veelgeroemde samenwerking, die beurtelings is be leden door de heren von Schmid, Jansen en Froger, uiteindelijk straks mag leiden tot één algemene beschouwing. Dat lijkt mij met het oog op de duidelijkheid voor de burger heel wat beter, en het gaat mij hierbij dan bepaald niet om het verdienen van de vier minuten, die zij nu gezamenlijk over de toegewezen 20 minuten zijn heengegaan. De heer FROGER: Wij zijn er niet overheen gegaan; het heeft ge zamenlijk nog geen twintig minuten in beslag genomen! De heer SANDBERG: Dan heeft de kritische blik van De Stem nog verder gereikt. Men kwam nl. uit op vier en twintig minuten. Ik wil mij nu bepalen tot het antwoord van het college. Beginnend met uw antwoord, mijnheer de voorzitter, dan geloof ik dat ik reeds genoeg heb gezegd over de bereidheid tot loyale samenwerking onzer zijds. Dat neemt niet weg dat het college zich moet aanpassen aan het besturen in een veranderende samenleving. De burgers worden kri tischer en wij als vertegenwoordigers van die burgers eveneens. Te veel antwoorden, ook op schriftelijke vragen, zijn een regelrechte kluit in het riet. Ik zou eveneens het college een wat actievere rol willen toebedelen in het overleg met de democratiseringscommissie. Van ons dagelijks bestuur mogen wij verwachten dat het het initia tief neemt tot een regelmatig overleg. U heeft gezegd dat het col lege in principe bereid is tot overleg. Dat is gewoon onvoldoende; wij verwachten min of meer dat het college constant aan de bel hangt om eruit te halen wat erin zit. Ik zie een opmerkelijk paral lel met b. v. het overleg met Etten-Leur. Ook daar was de bereid heid aanwezig, maar eer er straks overleg komt zijn er reeds maanden verstreken. Ik ben er bijzonder verheugd over dat de W.E. B. zich

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1415