140
11 FEBRUARI 1971
Wethouder BROEDERS: Ik meen dat ik duidelijk heb gezegd
dat wij op dit moment niet kunnen zeggen in hoeverre de finan
ciering het toelaat. Dat is een onbekend gegeven en ik heb er dan
ook naar verwezen dat de situatie voor de gemeente bijzonder moei
lijk is om bij de onzekere slagingskansen financiering vast te stel
len.
De heer VAN DER WERFF: Ik dank de wethouder voor de na
dere toelichting. Ik geef direct toe dat het mijnerzijds een gok was,
maar ook de wethouder is er niet zeker van dat hij per jaar 100%
kan realiseren. Dat is een betreurenswaardige zaak, daar ben ik het
helemaal mee eens. Ik geloof echter dat wij daar in eerste instantie
al over hebben gesproken en dat ik de wethouder ten aanzien van zijn
minimum-eis juist met instemming heb geciteerd. Waar het ons ech
ter om gaat, ik relateer dat o. a. aan de opmerking van wethouder
Mans over de prioriteiten in de sportvoorzieningen, is de vraag of er
binnen zo'n jaarstelling niet nog een lijstje a, b en c van categorie-
en eerst en later moet worden aangebracht. Anders kan het namelijk
gebeuren dat men op een gegeven moment een stuk overslaat in 1972,
zonder dat dit als het ware automatisch opschuift naar 1973 als eerste
prioriteit voor dat volgende jaar. Dat is voor ons een probleem.
Ik heb nog een vraag over het Hoogspoor, waarover al even
is gesproken. Ik kreeg de indruk uit het betoog van de wethouder
dat hieruit ernstige moeilijkheden, ook financieel, voor de gemeente
zouden kunnen voortvloeien. Betekent dit een verschil voor aeze be
groting? Nee. Voor de toekomst dan? Ja.
De prioriteitenstelling is onzes inziens van groot belang. Ik
zal niet nogmaals over de ijsbaan praten, maar het is u bekend dat
wij van mening zijn dat de raad hierin vrijwel voor een voldongen
feit is gesteld, wat niet in overeenstemming was met de mening
zoals die door de raad in duidelijke meerderheid is uitgesproken.
Met betrekking tot het onderwijs heb ik van de wethouder
begrepen, speciaal uit zijn antwoord op de vragen van de heer Crul,
dat men eigenlijk de aspirant-ouders beter zou moeten opleiden,
omdat de kinderen dan ook beter worden. Dat is dan een vicieuze
cirkel. Wij komen daar bij de behandeling van het hoofdstuk uiter
aard op terug, maar ik ben blij te weten dat de wethouder in dezen
voortdurend diligent is, voor zover de mogelijkheden dat zowel rui-
melijk als financieel toelaten.
De beschouwingen van wethouder de Raaff, in algemene zin
over subsidiëring voor zover het zijn portefeuille betreft, en zijn
streven naar bundeling en zo zinvol mogelijke afpaling van de werk
zaamheden, hetzelfde wat hij terecht nastreeft bij het eigen gemeen
telijke overheidsapparaat, hebben natuurlijk onze instemming. Overi
gens zijn er, zoals wethouder Mans terecht heeft gezegd, meerdere
sectoren van subsidiëring en daar ligt het voor een deel moeilijker.
Met betrekking tot de buitenlandse werknemers heeft de wet
houder terecht gesteld dat dezen voor ons land en zeker ook voor
onze stad en regio een blijvende zaak vormen. In de Bondsrepubliek
ligt de verhouding 1 op 40, in Nederland 1 op 140 buitenlandse tegen
over Nederlandse werknemers. Wanneer de wethouder een vergelijking
trekt met de Limburgse situatie, zoals die daar ongeveer 70 jaar ge
leden al is ontstaan, is dat natuurlijk maar een aanloopje voor hem.
Ik heb dit verleden jaar in extenso uiteengezet, in overleg met een
lid van de K. V. P.-fractie. Hier ligt op dit moment een aantal inter-