25 NOVEMBER 1971
1420
zoek te doen houden teneinde kennis te kunnen nemen van de ver
langens van de kiezers is eigenlijk niet uit de verf gekomen. Om
nog even bij de recreatie te blijven: wethouder Mans heeft gezegd
dat men bezig is met de studie.. Met meer dan gewone nieuwsgierig
heid zien wij de betekenis en de inhoud van deze zin tegemoet.
Tenslotte kom ik op het punt van de bibliotheken. Ik meen dat wij
toch ook een klein beetje inspraak hebben. Iedereen spreekt erover,
wij moeten ruim 700. 000,-- op tafel leggen en alles wat nog daar
bij komt, maar het rapport Diks is door ons nog nooit behandeld,
terwijl ik toch meen dat het een waardevol rapport is. Ik geloof
dat wij niet goed op het paard zitten als wij nu een commissie ex
artikel 61 in het leven roepen. In het rapport wordt dit niet gead
viseerd, maar wordt de voorkeur gegeven aan een gemeentelijke
stichting. Ik geloof zelfs dat het misschien beter zou zijn, gezien
de nog te realiseren organisatie en het hiervoor benodigde bedrag,
er een paar jaar een gemeentelijke bibliotheek van te maken. Ik
vind het niet correct iets dat niet gezond is over te dragen en zeker
niet in verband met artikel 61. Wethouder Mans heeft nog iets ge
vraagd over Het Nederlands Staatsrecht door Prof. Mr. R. Kranenburg.
Ik kan wethouder Mans zeggen dat hij hetgeen ik heb aangehaald kan
vinden op blz. 570 van dit boek. De rest van de cultuur wordt een
cultuurstaartje en ik besluit met het voorlezen van hoofdstuk XI,
vers 14 uit de spreuken van Salomo: "Als beleid ontbreekt komt
het volk ten val, maar er is redding als er vele raadgevers zijn.
Ik spreek de wens uit dat er zich vanuit deze raad vele en goede
raadgevers zullen manifesteren om de toekomst van Breda veilig te
stellen.
De heer VAN OS: Het is duidelijk dat ik het receptief vermogen
van mijn gehoor wat overschat heb, om over andere vermogens nog
maar niet te spreken. Misschien heb ik mijn boodschap ook wat vreemd
ingekleed en had ik beter kunnen spreken van een voorstel tot een
verzoek om voorziening tegen een weigering van een aanbeveling tot
een verbetering van het bestuur. Misschien maakt dat de zaak heel
wat duidelijker. Ik heb begrepen uit de reactie van de voorzitter
op mijn verhaal dat hij de zaak wat navrant vond en in sommige
opzichten te beknopt; misschien kunnen wij daaraan nog wat doen.
De voorzitter heeft zelf gesproken over een tegenstelling tussen de
raad en het college, die hij ongewenst acht. Ik vind het een geluk
kige zaak dat de voorzitter zelf heeft toegegeven dat een dergelijke
tegenstelling toch enigszins door het college in de hand is gewerkt.
Het college betrekt bij de verdediging van zijn voorstellen nogal
eens een soort egelstelling. Er wordt dan wat harder op deze stelling
geschoten, waardoor kennelijk hier en daar wat geprikkeldheid is ont
staan. Dit is echter klaarblijkelijk de enige manier om elkaar nog te
bereiken. Ik moet de opmerking van de voorzitter als zou er een ver
keerde mentaliteit uit blijken toch bestrijden. Ik geloof dat wij vol
doende hebben gedemonstreerd dat wij de voorstellen van het college
op hun eigen merites beoordelen. U zegt begrepen te hebben dat wij
geen volledig vertrouwen stellen in dit college. Dit is juist. Wij heb
ben dat bij verschillende gelegenheden heel duidelijk gemotiveerd
en het heeft weinig zin in dit korte bestek daarop nog in te gaan.
Wij vinden nl. dat kan worden geconstateerd dat het optreden van het
bestuur van deze stad afwijkt van datgene wat een goed bestuur zou
moeten zijn en wij zullen er ook mee doorgaan de afwijking die wij