1423 25 NOVEMBER 1971 van komen indien het college de ogen sluit voor de realiteit en deze narigheid zal uiteraard ten nadele zijn van stad en bevolking. Na tuurlijk kan de voorzitter de raad niet dwingen tot een efficiëntere werkwijze, maar het zou al heel wat uitmaken indien wij uit zijn mond mochten vernemen of hijzelf ten aanzien van belangrijke zaken belang hecht aan overleg met de fractievoorzitters en of hij het over leg over deze zaken die aan de orde zijn of zullen komen niet nood zakelijk vindt voor een goede gang van zaken. Bij een uitblijven van dit antwoord worden diegenen gestimuleerd die in hun afwijzende houding volharden en zal worden voortgegaan met de uitholling van de bestuurskracht van raad en college. Inaèrdaad blijven wij de op vatting toegedaan dat een toekomstige beleidsnota de vrucht moet zijn van overleg vooraf tussen college en raad. Dat is een heel gewone zaak en helemaal geen merkwaardige gedachtengang. Het is vol strekt niet in strijd met het verzoek aan het college met zo'n nota te komen. Vele andere takken van gemeentelijk beleid worden door de raad aan het college overgelaten, maar dat belet niet dat er over leg is alvorens ons een afgerond voorstel bereikt en zo is het hier mede ook. Met het antwoord over de reserves zijn wij zeer inge nomen. Eindèlijk is er beweging gekomen in deze zaak, die tot nu toe veel weg had van een Bredase heilige koe. Uiterst vreemd kwam op ons over de reactie van het college op mijn vragen over het inspraak-experiment Galderse Meren. Wij zijn overigens blij dat de vraag gesteld is, omdat wij nu tenminste weten hoe het col lege over het project denkt. Het is duidelijk dat het er niets van moet hebben. Niet duidelijk is waaraan die aversie nu precies te wijten is en nog minder duidelijk is waarom die afkeer op een dergelijke botte wijze moest worden afgereageerd aan het adres van de demo- cratiseringscommissie. Zou enig overleg vooraf niet mogelijk zijn ge weest? Tot nu toe was de commissie in het geheel niet op de hoogte gesteld van de zienswijze van het college op dit punt. Wij menen dat de kennisgeving nooit had mogen geschieden op de wijze zoals nu gebeurd is. Over goede verstandhouding tussen college en com missie gesproken! Tenslotte is er geen antwoord gekomen op onze vraag over de plannen met Bouvigne. Gelukkig hebben wij nog re plieken, zodat wij thans met nadruk onze vraag herhalen: wat gaat er met Bouvigne gebeuren? Verder heb ik nog één punt. Wethouder van Dun heeft ten aanzien van de vraag over de bestuurscommissie voor de werkgelegenheid geantwoord dat dit eigenlijk een overbodige zaak zou zijn, omdat er landelijk en regionaal voldoende voorzieningen zijn getroffen en dat de B. R. I. M. hierin ook enigermate voorziet. Wanneer ik goed ben ingelicht is het aantal arbeidsplaatsen in Breda afgenomen, met uitzondering van één grote industrie, waarbij het hoofdzakelijk om vrouwelijke arbeidskrachten gaat. Ik wil er toch nog eens o^ wijzen dat mijns inziens deze commissie voor de toe komst hoogst noodzakelijk is. Wanneer de wethouder blijft volhouden dat het overbodig is dan kan ik alleen maar zeggen dat ik hoop dat dit inderdaad het geval is; ik vrees echter van niet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1423