1425 25 NOVEMBER 1971 deld. Dit is dus een mogelijke agenda. Met uw instemming wil ik best het initiatief nemen tot een bespreking, waarbij een dergelijke agenda wordt aangehouden. U heeft dan natuurlijk de vrijheid in deze agenda wijzigingen aan te brengen, maar op het eerste gezicht meen ik onderwerpen te hebben genoemd, die een gemeenschappelijk gesprek zeer nuttig zouden kunnen maken. Ik geloof dat er ten aanzien van de informatie tussen de heer Crul en mij toch niet zo'n kloof bestaat. Ik heb tenminste het gevoel gehad dat ik mij bij zijn formulering tijdens de replieken goeddeels kan aansluiten. Hij spreekt over het kunnen beschik ken over alle informatie, maar maakt meteen zelf een beperking door te vragen om welke informatie het gaat en welke informatie als ver trouwelijk en welke als niet-vertrouwelijk moet worden beschouwd. Dat zijn nu juist zaken, die wij naar mijn mening in gemeen overleg in een verordening zouden moeten vastleggen. De heer Van Loon vraagt om een snelle reactie. Ik geloof te mogen zeggen, mede in verband met de zojuist door mij genoemde mogelijke agendapunten, dat ik persoonlijk een en ander graag op korte termijn wil realiseren. De heer Van Loon heeft verder nog gesproken over de presentiegelden. Zodra het zinvol is ten aanzien van dit vraagstuk enige invloed van de kant van de gemeente uit te oefenen, b.v. via de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten, dan zullen wij dat met een aan zekerheid gren zende waarschijnlijkheid doen. Wat de gewestvorming betreft wil ik de heer Sandberg antwoorden dat ik het met hem eens ben, zoals dins dagavond ook al is gebleken, dat de W. E. B. niet langer het geëigende orgaan is voor het behartigen van West-Brabantse belangen. Ik geloof ook met dat wij op slag iets anders moeten fabriceren; dat zou weer opnieuw een orgaan betekenen. Ik geloof wel dat de contacten tussen de bestaande West-Brabantse regio's moeten worden geïntensiveerd en dat de onderwerpen op dat niveau moeten worden behandeld. In aan sluiting daarop wil ik nog zeggen dat bij een dergelijk contact de ge meenten Etten-Leur en Oosterhout niet zouden moeten worden uitge sloten, niettegenstaande het feit dat deze gemeenten naar mijn me ning zelf schuldig zijn aan de bestaande situatie. De heer Kramer heeft gesproken over de stuurgroep en ik heb begrepen dat hij met mijn antwoord instemt. Ik aanvaard dit in dankbaarheid. Ik geloof dat wij moeten beseffen dat bij de coördinatie van de door de heer Kramer ge noemde drie groepen heel duidelijk de bedoeling heeft voorgelegen tót een heroriëntering van de structuur te komen en de zaken op elkaar af te stemmen. In dit opzicht bestaat tussen de heer Kramer en mij geen verschil van opvatting. Tenslotte wil ik nog reageren op de opmerkingen van de heer Van Os, die naar mijn gevoel nu toch wel anders klinken dan dinsdagavond. Hij maakt nu herhaaldelijk beperkingen en spreekt over het een beetje toegegeven te hebben, het wat geprikkeld zijn geweest, het niet volledig vertrouwen hebben in het college en het een beetje ver waaid zijn. Allemaal verkleinwoorden, die maken dat de zaak wat an ders op ons overkomt. Wat de mentaliteit betreft wil ik graag herhalen wat ik dinsdagavond heb gezegd en ik hoop dat u een en ander niet verkeerd verstaan heeft. Het is natuurlijk een kwestie van mentaliteit, maar wel een mentaliteit die ons allemaal betreft. Het geldt voor u en mij en voor allen, die hier in de raad de belangen van Breda pogen te behartigen. Ik sta versteld over zijn opmerking dat ook wel eens foute beslissingen worden genomen. Ik zou haast willen zeggen, mijn heer Van Os, wat is er natuurlijker dan dat? Zou het niet zo kunnen zijn dat ook beslissingen door de raad genomen later blijken niet de beslissingen te zijn, die onder bepaalde omstandigheden wellicht het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1425