25 NOVEMBER 1971
1426
meest geëigend zouden zijn geweest en dus met helemaal correct zijn.
Ik geloof dat wanneer de heer Van Os lange tijd lid van de raad van de
gemeente Breda blijft hij hieraan toch enigermate zal moeten wennen.
De "heer VAN OS: Het is de vraag wat er daarna gebeurt.'
De VOORZITTER: Daarop moet u alle mogelijke invloed uitoefe
nen. Ik geloof dat wij het daarover wel eens zijn.
Ik hoop dat vooral de eerste zin in het betoog van de heer Van
Os ook goed bij zijn achterban overkomt. Hij was wat ingewikkeld, maar
wij zullen een en ander bij andere gelegenheden elkaar nog wel kunnen
vertellen.
De heer BROEDERS: Het doet mij toch wel deugd dat de heer Van
Loon mij goed begrepen heeft. Ik heb hl. dezer dagen gehoord dat nie
mand iets van zaken als budgettering en financiering zou hebben begre
pen. Ik vind het daarom plezierig dat de heer Van Loon mijn opvatting
met betrekking tot de ruimte in de gemeentefondsuitkering wel begrepen
heeft. De opvatting van het college is duidelijk. Wanneer uit de studies
van de raad voor de gemeentefinanciën en het gemeentefonds blijkt dat
bij uitkering aan de gemeenten nu rekening wordt gehouden met een
lager investeringsniveau, dan is onze conclusie dat indien de mogelijk
heid tot inhalen van die investeringen aanwezig is bij de uitkeringen
daarmede rekening moet worden gehouden. De heer Van Loon zegt dat
wij het inhalen maar moeten vergeten. Ik moet zeggen dat het wel zal
blijken uit datgene wat door de nationale beleidsinstanties in de Neder
landse situatie mogelijk wordt geacht. Ik heb maar weinig spreektijd
en ik voel mij 'hiermede bijzonder ongelukkig, maar ik wil nog wel
zeggen dat wij ook in onze eigen begroting zouden kunnen zoeken naar
eventueel meer ruimte in verband met de gewone exploitatie en de ka-
pitaalslasten. Ik geloof dat dit een vraagstuk is dat diepere studie zou
vergen. Ik ben het met de heer Van Loon eens dat een meerjarenplan
ning ten aanzien van de inkomsten en uitgaven, die hij ook interessant
vindt, moet steunen op een goed georganiseerde huishouding en een
efficiënte kostenbewaking. Ik moet u zeggen dat wij in de afgelopen
jaren hebben geprobeerd dit zo duidelijk mogelijk naar de raad over
te brengen. U kent ons standpunt, nl. een tijdige begroting, een tijdi
ge rekening, een objectieve controle, en een objectieve en snelle in
formatie aan de raad. Ik meen dat wij op dit terrein al ver gevorderd zijn.
Ik heb u bij deze begroting mogen toezeggen dat met betrekking tot de
kredietbewaking, inclusief de verplichtingen-administratie, hopelijk
volgend jaar met de geautomatiseerde bewaking zal kunnen worden
gestart. Wat de kostenbewaking betreft ben ik van mening dat dit ei
genlijk een zaak is van het gehele apparaat. Het gehele apparaat zal
moeten worden doordacht tot de man die als opzichter bij het werk staat.
Daar vindt reeds de kostenbewaking plaats. Het is een vraagstuk, dat zeer
zeker in de komende jaren nog veel van onze aandacht zal vergen.
Ik geloof dat ik met betrekking tot het betoog van de heer Crul
inzake vorming en onderwijs kort zal kunnen zijn. Mijns inziens is er
geen verschil van mening; ik geloof dat wij elkaar al heel dicht bena
deren. Er is ook geen verschil van mening over de vraag of de raad
zijn stem kan en moet laten horen. Wij zijn het hierover helemaal
eens. De vraag is op welke wijze een en ander zal moeten gebeuren;
misschien dat ten aanzien hiervan nog een geschilpunt zou kunnen be
staan. Ik geloof echter op dit moment met deze beantwoording te kunnen