25 NOVEMBER 1971 1434 terwijl zij voor het merendeel hiervoor geen interesse hebben. De heer Van Os is van mening dat het college de wijkraden niet heeft gestimuleerd. Deze opmerking gaat mij persoonlijk wel ter harte. Het college heeft in december 1970 en in februari 1971 ontvangen resp. de opbouwraad Breda-Noord en het wijkberaad Zuid-Oost. In beide ge sprekken is namens het college gesteld dat elke wijkraad op elk gewenst moment kan aankloppen. Na die ontmoetingen hebben wij echter op het stadhuis van beide wijkraden niets meer gehoord. Het ligt dus dui delijk niet aan het college; de deur staat open en men kan binnenko men. De heer Froger vraagt wat er gaat gebeuren met Bouvigne. Voorlopig bestaat er een duidelijke relatie tussen de Pius X-stichting en de gemeente in de vorm van een nog bestaand huurcontract. Dat huur contract is nog steeds geldig en aan de verplichtingen van dat huurcon tract wordt ten principale door de Pius X-stichting voldaan door het be talen van huur. Het is voor iedereen duidelijk dat het een onverteerbare zaak is dat de functie van dit gebouw niet langer wordt benut. Het ge bouw zou op een andere wijze kunnen worden gebruikt. Drie weken geleden heeft de voorzitter van de stichting Bouvigne, die tevens de Pius X-stich- ting vertegenwoordigt, een voorstel gedaan tot beëindiging van het huur contract en tot afronding van zaken. Dat stuk wordt intern verwerkt, het geen zal leiden tot een bepaalde opstelling van de kant van de gemeen te, waarna de raad een voorstel zal bereiken. Bouvigne zal een andere bestemming moeten krijgen, omdat mijns inziens uit een aantal ad viezen en rapporten toch wel duidelijk blijkt dat het gebouw niet ge schikt is voor het bedoelde vormingswerk. Het is plezierig te weten dat een aantal gegadigden voor dit gebouw, die andere bestemmingen op het ooe hebben, zich bij het stadsbestuur heeft gemeld. De heef Froger spreekt over de Bestuurscommissie Werkgelegen heid Breda. Ik heb hem geantwoord dat wij met het oog op het bestaan van een landelijke commissie werkgelegenheid en een provinciale com missie werkgelegenheid van mening zijn dat het gebied Breda te eng is om de bestuurscommissie werkgelegenheid te laten functioneren zoals de heer Froger bedoelt. Anderzijds heb ik gezegd, hetgeen hem mis schien ontgaan is, dat het de plicht is van raad en college bij het in richten van het gebied een stuk werkgelegenheidsbevordering in te cal culeren. De heer Froger stelt dat er in Breda een teruggang is in de be schikbare arbeidsplaatsen. Ik heb hier echter een notitie liggen, waar uit blijkt dat in de afgelopen twee jaar meer openstaande aanvragen vanuit het bedrijfsleven zijn gekomen dan de geregistreerde arbeidsre serve groot is. De heer JANSEN: Behalve in de dienstverlenende sector.' De heer VAN DUN: Het zou een indicatie kunnen betekenen dat er een krapte is aan arbeidsplaatsen, maar ik durf dat toch niet te on derschrijven. De heer Jansen heeft gesproken over een commissie midden- en kleinbedrijf. Volgens hem functioneert het M. G. B. niet. Dit is ook weer zo'n kwestie, waarbij de één zegt dat de ander niet functioneert. Wie is representatief voor welke groep? Ik moet u zeggen dat wij een deugdelijk contact hebben met de M. G. B. -commissie. Afspraken worden met deze commissie gemaakt. Wij hebben ook contact met andere mensen. Wij hebben er geen enkel bezwaar tegen dat er een commissie midden- en kleinbedrijf tot stand komt, indien de heer Jansen dit vanuit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1434