1435 25 NOVEMBER 1971 zijn groepering nodig acht. De gemeente wil dan evengoed als gespreks partner optreden, maar vooralsnog zien wij hiervan de noodzaak nog niet in. Zien anderen die noodzaak echter wel dan kan men zich rus tig aanmelden. De heer Jansen is bereid enige documentatie over te leggen aan het college; hij is bij ons van harte welkom. De heer MANS: Een paar korte opmerkingen, met name over de bibliotheek. Het is duidelijk, mijnheer Van Loon, dat met de huidige structuur niet te werken is. Het is bekend dat de heer Diks in zijn rap port een gemeentelijke stichting adviseert. Ik wil graag laten overko men dat de vorm van een commissie ex art. 61 de voorkeur heeft van het college van burgemeester en wethouders. De concretisering en dus ook de kwestie van de bevoegdheden zullen uiteraard aan uw raad wor den voorgelegd conform art. 61, lid 2. De heer Kramer vraagt waarom het rapport Diks nog nooit in deze raad is behandeld. Het rapport is uitgebracht aan het bestuur van de stichting. Het bestuur heeft het rapport aangeboden aan het college van burgemeester en wethouders, waarna het aan de raadsleden is toe gezonden. Ik geloof dat wij de zaak niet moeten omdraaien. Het is de taak van het college zaken naar de raad toe voor te bereiden. Wan neer de zaak afgerond is en het college met een voorstel komt, dan komen ongetwijfeld twee dingen aan de orde, nl. het rapport Diks en een eventuele andere structuur, zoals b. v. een gemeentelijke bi bliotheek. Wat de recreatie betreft heeft het college gezegd met de studie hierover bezig te zijn. De omschrijving van de inhoud hiervan staat op pagina 95 van de beleidsnota. De heer Jansen verwijt mij tenslotte gezegd te hebben dat hij er maar op terug moet komen bij de behandeling van de deelbegro tingen. Ik heb gezegd, hetgeen mij wat charmanter lijkt te klinken, dat ongetwijfeld een en ander beter tot zijn recht zal komen bij de behande ling van de deelbegrotingen. De VOORZITTER: De algemene beschouwingen zijn afgesloten. Het wordt de hoogste tijd dat wij overgaan tot een bespreking over het openbaar slachthuis. Dat is punt 5 van het schema, vragen no. 90 en 91. De heer VAN MERKOM: In het antwoord op vraag 91 wordt in de eerste zin gesteld dat het openbaar slachthuis een rendabel bedrijf is. Het provinciaal bestuur heeft in zijn schrijven van 28 april 1971 naar aanleiding van de goedgekeurde begroting 1971 enige kanttekeningen gemaakt. Dit stuk heeft bij de laatste raadsvergadering ter visie gele gen. Deze opmerkingen betroffen het verbeteren van de rentabiliteit van het openbaar slachthuis. Men vroeg zich af of niet teveel tekorten door het Egalisatiefonds zouden worden gedekt. Heeft het college van bur gemeester en wethouders hierover een andere mening? De heer VAN CAULIL: Tijdens de laatste commissievergadering inzake het slachthuis heb ik vragen gesteld over het toekomstig beleid ten aanzien van het slachthuis. Dit is niet de eerste maal geweest; ook in deze raad heb ik hierover al eerder gesproken. In verband met het grote belang dat de gebruikers van het slachthuis hebben bij de bepa ling van het toekomstige beleid meen ik de gestelde vragen hier in het openbaar te moeten herhalen. Het openbaar slachthuis, de naam zegt het reeds, is duidelijk bedoeld als centrale slachtplaats, die als

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1435