25 NOVEMBER 1971
1436
vanzelfsprekend voorzien moet zijn van een mogelijkheid tot koeling,
huiden- en darmverwerking enz. later is voorzien in de behoefte aan
een uitsnijruimte voor de grossiers in verband met een gewijzigde vorm
van groothandel. De verkoop bestond bovendien praktisch uit hele, halve
of vierde gedeelten van runderen en varkens, maar geschiedt thans voor
een groot gedeelte in uitgesneden onderdelen. Mijn vraag gaat over de
nieuwste methode, waarbij vlees in zeer kleine onderdelen vacuumver-
pakt in de handel wordt gebracht. Is het college met mij van mening
dat duidelijk uitgesproken dient te worden of deze laatste methode past
in onze opzet van het slachthuis. Of hoort zij thuis in de vleesverwer
kende industrie? Mocht dit laatste het geval zijn dan wil ik het college
verzoeken op een gezamenlijke bijeenkomst van directie, grossiers,
commissieleden van het slachthuis, bestuursleden van de slagersvereni
ging en andere mogelijke belanghebbenden dit punt ter discussie te stel
len. De vraag over volgnummer 3, code 24, nr. 91 van de schriftelijk
gestelde vragen, waarbij het om de slachthuistarieven ging, zal ik niet
meer bespreken. Deze tarieven zijn in de oktober-vergadering aan de
orde geweest. Wel wil ik het college vragen om, indien in de toekomst
weer een wijziging in de tarieven noodzakelijk is, deze vooraf met alle
betrokkenen te bespreken. Het is mij bekend dat diverse gebruikers van
het slachthuis zulks met klem verzoeken.
De heer VAN DUN: De heer Van Merkom wil de visie van het
college horen over het Egalisatiefonds, nu wij tot een tariefsverhoging
komen. Ik kan hierover zeggen dat op de eerste plaats het Egalisatie
fonds bij het slachthuis juist is gevormd om de lasten van de nieuwbouw
niet direct door te berekenen in de tarieven. Ik kan de heer Van Merkom
verder nog verwijzen naar de laatste twee alinea's van het antwoord op
vraag 91, waarin vermeld staat dat de nieuwe tariefstelling het verlies
beoogt terug te brengen tot 63. 000, -- teneinde overschrijding van de
nog beschikbare reserve te voorkomen.
De heer Van Caulil vraagt hoe het college de taakstelling van
het slachthuis ziet. Anderzijds vraagt hii of het college bereid is zaken
als tariefstelling en de taakstelling van het slachthuis in groter verband
duidelijk te maken en te bespreken. Ik geloof dat ik over de taakstel
ling van het slachthuis mag zeggen dat het college de ontwikkeling als
volgt ziet: de conceptie die het slachthuis heeft in verband met de uit
breiding en nieuwbouw is eigenlijk de uitvoering van de Vleeskeurings-
wet. Ik geloof dat dit een duidelijke zaak is. De vraag is hoever wij
moeten gaan ten aanzien van dienstverlening. Wij menen ten aanzien
van het aspect van de dienstverlening zover te kunnen gaan, dat de
moderne technieken op het gebied van de vleesdistributie kunnen wor
den gehanteerd. Dat wil niet zeggen dat wij ongelimiteerd moeten door
gaan met de dienstverlening van het slachthuis, b. v. in de vorm van
het stichten van een vleeswarenfabriek, een vetsmelterij e. d. Nieuwe
distributiemethoden kunnen worden gevolgd en het college heeft er dus
geen bezwaar tegen dat op dit moment vacuumverpakt vlees in zeer
kleine onderdelen aan de groothandel wordt geleverd. Zo denken wij
er globaal over. Ten aanzien van de toekomstige tariefstelling en de
taakstelling neem ik aan dat er geen bezwaar is een en ander met be
langhebbenden door te nemen, hoewel de heer Van Caulil mij ten goe
de wil houden, dat ik als interim-wethouder van deze portefeuille dit
in eerste aanleg toch liever wil overlaten aan de wethouder, die deze
portefeuille overneemt.