1437
25 NOVEMBER 1971
De heer VAN CAULIL: De wethouder heeft de visie van het col
lege weergegeven, maar ik heb duidelijk gevraagd om een inspraak
mogelijkheid van alle betrokkenen. Zij hebben ook een visie op het
beheer van het slachthuis. Het is mijn bedoeling dat het beleid duide
lijk in de verordening wordt opgenomen, zodat diegenen die belast
zijn met het beheer van het slachthuis volgens de richtlijnen kunnen
handelen. Het is mij nl. op dit moment bekend dat ruimte beschik
baar is gesteld voor de door mij genoemde activiteiten. Wanneer deze
activiteiten zouden plaatsvinden tegen de beleidsopvattingen in dan
kan men nu aanvoeren dat er geen enkele verordening is en dat er
geen richtlijnen zijn aangegeven. Ik verzoek daarom nog eens met
nadruk een bespreking te doen plaatsvinden, waarbij inspraak moge
lijk is, waarna het beleid kan worden uitgestippeld en in een verorde
ning kan worden vastgelegd.
De heer VAN MERKOM: De wethouder heeft gesproken over de
verhoging van de tarieven. Acht het college hiermede dus inderdaad
de opmerkingen van de provinciale directie ontzenuwd en wordt dus
niet teveel gesteund op het Egalisatiefonds?
De heer VAN DUN: Mijn antwoord op de vraag van de heer Van
Merkom is: ja. Mijn antwoord aan de heer Van Caulil is als volgt:
De visie van het college is op voorhand gegeven, maar dat andere
mensen willen meepraten teneinde tenslotte tot een duidelijke veror
dening te komen is een logische zaak. Een visie van het college be
hoeft niet per definitie zaligmakend te zijn. De heer Van Caulil dringt
erop aan na inspraak van alle belanghebbenden de taakstelling als zo
danig neer te leggen in een verordening. Het college is het hiermede eens
maar het lijkt mij ten aanzien van mijn opvolger niet zo erg charmant nu
te zeggen dat dit op korte termijn moet gebeuren. Ik geloof dat de heer
Van Caulil nu in ieder geval duidelijkheid is verschaft.
De VOORZITTER: Het openbaar slachthuis is hiermede afgehan
deld. Wij zullen ons nu bepalen tot het woningbedrijf A, vragen 92 t/m
96 en vraag 175.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik hoop dat ik bij dit agendapunt
ook aan de orde mag stellen het investeringsplan, waarin ook onder de
functie woningbedrijf A een aantal renovaties is vermeld.
De VOORZITTER: Het is wel de bedoeling, mevrouw Van Nes,
dat wij ons houden bij de gestelde vragen.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Maar ik zou graag het investerings
plan hierbij aan de orde willen stellen en daarover heb ik nog geen
vragen kunnen stellen.
De VOORZITTER: Probeert u het eens, mevrouw Van Nes.'
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Naar aanleiding van het gestelde
in het investeringsplan wil ik in de eerste plaats ingaan op de posten
die zijn uitgetrokken voor de Gerardus Majellawijk. In het voorstel
aan de raad van maart 1971 is de Gerardus Ma jella-problematiek aan
de orde geweest. Er is toen voorgesteld een investering te doen van
2| miljoen gulden. Duidelijk werd indertijd gesteld dat het economisch
niet verantwoord was de wijk op te knappen, maar eigenlijk is toen