25 NOVEMBER 1971 1444 aan de Leuvenaarstraat-Middellaan. Wat de Vestkant- Vestingstraat betreft hebben wij niet gemorreld aan ramen. De raad heeft een krediet van 30.000,-- ter beschikking gesteld om in eerste in stantie een aantal ramen te vervangen. Dit krediet is gewoon op. Het ligt in de bedoeling het gehele project ten aanzien van de ramen af te maken, maar wij kunnen niet verder gaan dan dit te beschouwen als een anticiperen op de komende renovatie. Zodra een en ander door G. S. en H. I. D. wordt goedgekeurd zullen wij het project van de ramen afmaken, vooruitlopend op de te verwachten toestemming voor renovatie van Vestkant-Vestingstraat. Wij zijn er klaar voor. Zoals bekend is de zaak al aanbesteed. Wij zijn op de hoogte van de kosten en met de uitvoering zou meteen kunnen wor den begonnen. Ik verzeker de raad dat het college Den Bosch zoveel mogelijk onder druk zet om een en ander zo gauw mogelijk te con cretiseren. De heer VAN MERKOM: De wethouder heeft inderdaad gezegd dat de bedragen van de fondsen tamelijk royaal zijn. De heer VAN DUN: Ik heb niet gezegd dat ze royaal zijn; ik heb gezegd dat ze gekoppeld zijn aan complexen. Dat is iets heel anders. De heer VAN MERKOM: U heeft gezegd dat indien de fondsen zouden overgaan naar de woningbouwverenigingen, de rente van de ze fondsen zouden worden gemist. Ik meen daaruit begrepen te heb ben dat het dan om behoorlijke bedragen gaat. Volgens mij komt bij het stichten van nieuwe woningen 10/88 in de fondsen terecht. De overheid heeft dit voorgeschreven.. Wij kunnen dus blijkbaar niets doen aan het koppelen van de fondsen. Ik wil de wethouder vragen mij mede te delen wat er wettelijk met die fondsen kan worden gedaan. Waarvoor zijn zij gereserveerd? Mevrouw VAN NES-BRANDS: De wethouder heeft mij wel goed verstaan. Ik word inderdaad wel eens kribbig, en misschien heeft u ook wel eens een kribbig gevoel als u de slechte situatie in die wijken ziet. Je wordt gewoon af en toe wel eens kribbig als je ziet hoe langzaam alles gaat. Je zou dan alles graag veel sneller zien gebeuren. Ik denk niet dat de wethouder mij dit kwalijk zal nemen. Intussen heeft de wethouder nog geen antwoord gegeven op mijn opmerking dat mijns inziens de 132 woningen in de Gerardus Majellawijk niet voor 4 jaar zouden moeten worden opgeknapt, maar volgens het oorspronkelijke plan voor 10 jaar. Ik ben nl. toch wel bang dat de bewoners na 4 jaar toch nog in de huizen blijven zitten, terwijl inmiddels weer een slechte woonsituatie is ontstaan. Ik kan dus niet accoord gaan met de aangebrachte wijzigingen in het in vesteringsplan en de huisvestingsnota. Verder wil ik toch nog iets opmerken over een interview met minister Udink in Elseviers Weekblad van 16 oktober. In dit inter view verklaarde minister Udink ook te menen dat renovatie zeer snel en goed moet worden aangepakt. Bovendien verklaarde hij dat hiervoor geld beschikbaar is. Wanneer nu de minister zegt dat het geld beschikbaar is en wij zien de noodzaak van renovatie in, dan begrijp ik niet waarop nog moet worden gewacht. Ik heb het daar mede altijd wat moeilijk. Ik begrijp wel dat alles het tussenstation

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1444