11 FEBRUARI 1971 (avondvergadering)
In de avondvergadering is de heer mr. G. W.A. Barij mede afwezig.
De VOORZITTER: De vergadering is heropend.
De heer KROON: Ik zou willen beginnen waar de heer van der
Werff is geëindigd. Aan het slot van zijn betoog heeft hij het col
lege dank gezegd voor de uitvoerige beantwoording en daar wil ik
mij gaarne bij aansluiten.
Als ik dan inga op de beantwoording door het college wil ik uiter
aard beginnen met het antwoord van de voorzitter. Deze is begonnen
met zijn waardering uit te spreken voor het vorige college. Ik ben
het daar geheel mee eens, in het verleden is trouwens wel gebleken
dat onze fractie voor dat college de nodige waardering had. Natuur
lijk hebben wij ook waardering voor dit college, maar dat zal uit
het verdere verloop van mijn betoog wel blijken.
Ik heb een aantal aantekeningen gemaakt en ik zal trachten daar
zo kort mogelijk op in te gaan. Naar aanleiding van onze vraag om
de mogelijkheid te bekijken van een grotere frequentie van de ver
gaderingen hebt u toegezegd dat bepaalde onderwerpen in extra ver
gaderingen zullen worden behandeld, terwijl deze zaak verder nog
in studie is. Vervolgens hebt u een actualisering toegezegd van de
bekende nota over Se grondslagen van het beleid van 1968. Dat is
natuurlijk prettig, maar dat had u ook al gedaan op onze desbetref
fende vraag in net vraag- en antwoordboek. Daarop heb ik bij mijn
algemene beschouwing gedoeld met mijn vraag wanneer het college
deze nota gereed dennt te hebben. Daarop heb ik nog geen antwoord
gekregen en ik acht het toch wel van groot belang dat dit in de loop
van dit jaar komt, zeer zeker voor de volgende begrotingsbehande
ling.
Ten aanzien van de kwestie van het Industrieschap Moerdijk sluit
ik mij geheel aan bij de vorige sprekers. De financiële paragraaf
is bijzonder belangrijk en ik heb genoteerd dat deze op korte termijn
op t afel zal komen.
Met betrekking tot de samenwerking in de regio ben ik met u van
mening dat het W. E. B. dient te blijven bestaan, maar uitsluitend als
studieorgaan. In dat opzicht heeft het W. E. B. ook in het verleden
behoorlijke studieobjecten gehad en daarover ook gerapporteerd. Ik
meen dat dit ook voor de toekomst zeer zeker nog van belang zal
zijn.
Wat betreft het structuurplan ben ik met het college van mening
na hetgeen u daarover hebt gezegd dat dit hebben wij al enkele
jaren geleden betoogd -- dit op grotere schaal zal moeten plaats
vinden dan alleen met de P. T. T. -gemeenten. Ik geloof dat dit met
16 of 18 gemeenten -- laten wij hopen dat ook Oosterhout en Etten-
Leur zich daarbij zullen aansluiten -- veel beter kan worden ingepast
in het gehele stramien van het structuurplan zoals dat is opgesteld
door de provincie.
Dan kom ik vervolgens op hetgeen de heer Broeders heeft gezegd.
Ik ben blij met zijn zeer duidelijke uiteenzetting over het enorme
belang Van een sluitende begroting. Met enige angst heb ik beluis
terd wat er in dit opzicht naar voren werd gebracht door mevrouw
van Nes en de heer Crul, namelijk dat zij een niet-sluitende be
groting niet zo erg zouden vinden en dat wij dan maar zouden moeten
afwachten hoe het afloopt. De wethouder heeft mijns inziens duidelijk
naar voren gebracht dat het van het grootste belang is de zaken in