25 NOVEMBER 1971
1454
dit uiteindelijk kan bijdragen tot spreektijdverkorting. Ik meen dat
u hiertegen geen bezwaar zult hebben, omdat u ook zo'n groot
voorstander bent van spreektijdbeperking. Met uw weivinden wil ik
flus graag mijn verhaal afsteken. Sprekende mede namens mijn col
lega de heer van Banning wil ik graag uw aandacht vragen voor het
volgende. Bij de bestudering van de begrotingsstukken is ons opge
vallen dat de vergoedingen o. a. aan ambtenaren voor eigen vervoer
middel, alsmede de telefoonvergoedingen in aanzienlijke mate zijn
toegenomen. Ik heb de moeite genomen van al deze posten, die
voorkomen op de begroting van de gewone dienst en op de be
grotingen van de onderscheidene takken van dienst, eens een op
stelling te maken. Van het resultaat hiervan zijn wij wel enigszins
geschrokken. Nagenoeg over de gehele linie werd een toename van
deze kosten geconstateerd. Er was inderdaad ook sprake van een af
name van deze kosten, zoals b. v. bij de G. G.& G.D. en de Dienst
voor Jeugd en Sport. Maar zoals gezegd voor het merendeel geeft
het overzicht een stijging van de kosten te zien. Mag ik u eens
enkele cijfers noemen? Bij de becijfering van het totaalbedrag aan
vergoedingen voor telefoononkosten en voor het gebruik van een eigen
vervoermiddel kom ik voor 1972 op ruim miljoen gulden, nl.
524.000,--. Voor 1971 werd een bedrag van 423.000,-- be
groot. Dit betekent voor 1972 ruim 100.000,-- meer, of in per
centages uitgedrukt 24%. Ik heb eens uitgerekend dat indien alle
ambtenaren voor vergoeding in aanmerking zouden komen dit, uit
gaande van het door de wethouder van personeelszaken j. 1. dinsdag
avond tijdens de algemene beschouwingen genoemde ambtenaren-
getal van 1684, zou neerkomen op een vergoeding van pakweg 310,--
per persoon per jaar. Volledigheidshalve moet ik hierbij aantekenen
dat in de genoemde bedragen nog een bepaald bedrag voor kleding-
toelage is begrepen, omdat enkele posten van in totaal ca. 70. 000, -
voorkwamen onder het hoofd rijwiel-, bromfiets-, auto- en kleding-
vergoeding. Deze kledingtoelage heb ik derhalve niet kunnen elimi
neren. Daartegenover staat dat ik bij enkele diensten de vergoedingen
niet met name genoemd heb aangetroffen. Mogelijk zijn deze begrepen
onder de post "overige personeelskosten" of anderszins. Met deze ver
goedingen heb ik dan ook verder geen rekening kunnen houden. Aan
genomen mag derhalve worden dat het bedrag van de vergoedingen
voor telefoon, fiets, bromfiets en auto eerder hoger dan lager is.
Gespecificeerd kom ik voor 1972 op een rijwiel-, bromfiets- en
autovergoeding van in totaal 470.000,-- tegenover 377, 000,--
in 1971. Dit betekent 93. 000,-- meer dan in 1971, hetgeen een
stijging van ca. 24% betékent. Voor telefoonvergoedingen is voor
1972 54.000,-- uitgetrokken tegenover 45.000,-- in 1971. Dit
geeft een vermeerdering van 9000, te zien, hetgeen neerkomt
op een stijging van 20%. Ons allereerst bepalend tot de rijwiel-,
bromfiets- en autovergoeding springen enkele bedragen toch wel in
het oog, b. v. openbare werken met een stijging van 50.000,--,
het energie- en waterbedrijf met 30. 000,--, de gemeentelijke
sociale dienst met 7600, -- en de dienst voor beplantingen met
4200.--. Voor openbare werken zijn de vergoedingen voor 1972
geraamd op 175. 000,--, t.w. voor rijwielvergoeding op 20.000,--
voor bromfietsvergoeding op 35.000,-- en voor autovergoeding op
120.000,--; dit alles bij een personeelsbestand van 260 personen.
Aannemend dat het gehele personeel een vergoeding ontvangt zou
dit neerkomen op een gemiddelde van 670,-- per persoon per jaar.