143
11 FEBRUARI 1971
eigen hand te houden. Wanneer wij geen goedkeuringsbeleid hebben,
wordt het nog veel moeilijker al datgene te doen waarover wij in
deze raad onze meningen naar voren hebben gebracht.
U hebt bij de behandeling van deze begroting ook gezegd dat
een zeer belangrijk punt daarbij is dat er een goed inzicht moet zijn
in de eigen inkomsten van de gemeente. Ik onderschrijf dit volledig.
Ik moet echter eerlijk zeggen dat ik op een aantal punten dit inzicht
nog niet heb. Ik heb namelijk gesteld wat die eigen inkomsten be
treft, de post van 600.000,-- van de winst uit de bedrijven, dat
dit in relatie tot de verhoging van de belastingen betekent een geven
met de ene hand en een terugnemen met de andere en ik heb daar
geen antwoord op gekregen. Het spijt mij dat ik het antwoord op
deze vraag ook niet in het vraag- en antwoordboek heb kunnen vin
den, Mogelijk kan de wethouder daar in zijn tweede instantie nog
even op terugkomen, want juist die eigen inkomsten van de gemeente
zijn toch wel zeer belangrijk.
Deze zaak zit mij nogal hoog, omdat ook de wethouder van de
bedrijven daarop is teruggekomen door te zeggen dat de tarieven
moeten worden gewijzigd omdat daar sprake is van een historisch
kromgegroeide verhouding. Dat ben ik inderdaad met hem eens,
maar wat was daarvan de oorzaak? Dat komt doordat wij destijds,
ik meen in 1962 of 1963, een besluit hebben genomen om de kos
ten van de straatverlichting uit de algemene begroting te halen en
over te brengen naar de bedrijven, waartegen ik toen ook ernstig
heb geprotesteerd door te zeggen dat dit betekende dat na verloop
van tijd de tarieven omhoog zouden moeten. Dit is bewaarheid.
Bovendien is het wel zeer toevallig dat de begroting op dit punt
van de winst van het elektriciteitsbedrijf geregeld sterk fluctueert,
zoals ik ook in mijn opmerking heb gesteld, wanneer men bij
voorbeeld ziet dat het aandeel in het percentage van de totale eigen
inkomsten in 1967 1,3% was, in 1968 1,2%, in 1969 1,4%, in
1970 1, 7% en in 1971 0, 9%. Daarbij doen zich ten opzichte van
het voorgaande jaar de volgende fluctuaties voor: 19, 5%, 16%,
22%, vervolgens 45% in 1970, gevolgd door - 45% in 1971.
Bij het vergelijken van die begrotingen ben ik tot de conclusie ge
komen dat wanneer er in een bepaald jaar een neergaande lijn was,
ik bedoel met name 1968/69, voor 1970 toch een veel groter winst
percentage is berekend dan voor 1969. Ik ben daarom van mening
dat er met deze post op een dusdanige wijze wordt gemanipuleerd
dat die in feite een sluitpost kan worden genoemd op de begroting.
Ik acht dit niet juist, temeer omdat dit ten nauwste samenhangt
met de tariefstelling.
Ten aanzien van het investeringsplan heeft de wethouder gesteld
dat hij dit jaar hoopt rond te komen met zowel het rendabel als
het niet-geldelijk rendabel investeringsplan. Ik zou hem willen
vragen of het dan tijdiger voor de begrotingsbehandeling zal gereed
komen dan tot dusver het geval is geweest. Met name ditmaal is
het investeringsplan een tijd later gekomen dan de begroting. Tk
heb begrip voor de moeilijkheden aie de wethouder heeft genoemd,
maar ik zou toch gaarne zien dat hij de toezegging kon doen dat
zowel het rendabel als het niet-geldelijk rendabel investeringsplan
tijdig voor de begroting of tegelijk daarmee wordt ingediend, omdat
men dan een veel beter inzicht heeft in het beleid dat zal worden
gevoerd.