1465 25 NOVEMBER 1971 mee met de heer Spanjer, maar volgens mij is het lang niet zo erg als het wel lijkt, De kosten van de inschakeling behoeven nl. met instem ming van de Rijksconsulent voor de Supplementaire Sociale Voorzienin gen niet op de productieve waarde te worden doorbelast. Dat is natuur lijk plezierig, omdat wij extra dingen kunnen doen, waarvoor wij niet behoeven te betalen. Als zodanig vind ik het dus niet zo erg. Ik wil echter graag de toezegging hebben dat een en ander, waar dit fenomeen mogelijk vaker zal gaan optreden, extra comptabel in de bijlagen van de boeken zal worden vermeld. Ik vind het nl. van belang te weten waar dit gebeurt. Om een simpel voorbeeld te geven: stel dat 20 mensen van de W.S, W. in het kruidentuintje worden geplaatst in plaats van in de dienst beplantingen, met andere woorden het feit dat dit een sociale werkvoor ziening is behoeft nog niet mee te brengen dat geen juist inzicht in de urgentie en de afweging daarvan ten aanzien van de inschakeling wordt gegeven. Als mij een toezegging in die zin wordt gegeven, dan vind ik de boekhoudkundige kwestie verder van minder belang. Mevrouw jaGER-MIDDELBEEK: Ten aanzien van de speeltuinen blijf ik hardnekkig de mening toegedaan dat deze voorzieningen zo veilig mogelijk moeten zijn en men dus geen betonnen ondergrond onder klimrekken moet plaatsen, zeker niet bij de aanleg van nieuwe voorzie ningen. Verschillende ouders hebben mij verteld dat zij hun kinderen met een aanmerkelijk geruster hart zouden laten spelen in speeltuinen, indien dit gevaar werd weggenomen. Ik wil de wethouder vragen te be vorderen dat dit gevaarlijke aspect bij nieuwe voorzieningen wordt voor komen. De heer BROOIMANS: Ik zit een beetje moeilijk. Mevrouw Stock- mann heeft zojuist bij de behandeling van de dienst van beplantingen een vraag gesteld, die in feite pas aan de orde zou kunnen worden ge steld bij de behandeling van de begroting voor de Dienst voor Jeugd en Sport. Dat betreft nl. het overhevelen van de kinderdierentuin. De VOORZITTER: De moeilijkheid is onderkend, mijnheer Brooi- mans. U weet waarschijnlijk dat bij het onderwerp 5k - een gemeente lijke dienst voor jeugd en sport - de vragen 112 t/m 145 aan de orde komen. Ik heb inmiddels vastgesteld dat vraag 120 betrekking heeft op de kinderboerderij. Dit punt kan dan nog aan de orde worden gesteld. Mevrouw Stockmann kan er zich waarschijnlijk wel mee verenigen dat haar vraag ook bij die gelegenheid wordt meegenomen. De heer VAN DUN: Ik ben reuze ingenomen met de eerste opmer king van de heer Spanjer. Hij constateert dat de dienst van beplantin gen een zeer belangrijke dienst is. Ik geloof dat het belang van die dienst niet is af te meten aan het aantal personeelsleden en ook niet aan de impasse in het systeem van meervoudige betrokkenheid. Ik meen dat wij in de maatschappij waarin wij leven moeten constateren dat de taak van de dienst van beplantingen een zeer belangrijke is. De taak van het dagelijks bestuur is naar mijn mening de functie van de dienst op elk moment in te passen in datgene wat wij voor de toekomst construeren. Er moet voor deze dienst een duidelijke plaats worden inge ruimd bij het totstandkomen van bestemmingsplannen en bij wijzigingen in bestemmingsplannen. Ik geloof dat dit ook het streven van het colle ge is en dat daardoor ook van onze kant het belang van deze dienst na drukkelijk wordt onderstreept. De heer Spanjer heeft een aantal vragen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1465