144 11 FEBRUARI 1971 Wat betreft de kosten van het hoogspoor en de rioolwaterafvoer- leiding heb ik begrepen dat ook het college daarover de nodige zorgen heeft. U hebt nu gezegd dat wij de rijksbijdrage voor het hoogspoor wel kunnen vergeten en dat er niet veel van terecht zal komen. Zojuist heb ik een brief gelezen van gedeputeerde staten naar aanleiding van de kwestie van de ijsbaan, waarin deze duide lijk stellen dat de financiële positie van Breda bijzonder slecht is en dat er nog vele risico's zijn, waarbij met name worden genoemd de kosten van het hoogspoor en van de rioolwaterafvoerleiding en de zaak van het Turfschip, waarin verschillende risico's zitten. Ik meen dat hieruit wel blijkt dat wij bijzonder voorzichtig moeten zijn met het stellen van nieuwe taken. Ik heb bij mijn algemene beschouwing al gezegd dat de raad en de bevolking moeten weten dat er voor nieuwe taken en de intensivering van taken vrijwel geen ruimte meer is. Op mijn opmerking dat een aantal grote gemeenten met een deel van de extra pot is gaan strijken hebt u niet willen ingaan. Ik ben echter van mening dat de centrale overheid het advies van de Ver eniging van Nederlandsche Gemeenten niet heeft opgevolgd en dat vind ik toch wel een trieste zaak. Ik geloof dan ook dat mijn op merking wel degelijk op zijn plaats was en ik hoop dat die, ook al vormen wij in deze raad maar een kleine fractie, toch zal door dringen tot Den Haag. Wat de beantwoording van wethouder de Raaff betreft heb ik met genoegen kennis genomen van het feit dat gestudeerd wordt op het probleem van de thuislozen en de huisvesting daarvan. Dit was na melijk ook een punt in ons program van actie voor de laatste ge meenteraadsverkiezingen. Ik ben blij dat deze zaak nu ook ter sprake komt. Vervolgens kom ik aan het antwoord van wethouder van Dun. Met genoegen heb ik kennisgenomen van zijn mededeling dat hij bij het ontstaan van bestemmingsplannen mogelijkheden wil zoeken om de burgerij daar eerder bij te betrekken en ook zo spoedig mogelijk de voorlichting daarover ter hand te nemen. Verder heeft hij toegezegd dat zo spoedig mogelijk een stedebouwkundige adviesraad gestalte zal krijgen, een zaak die bij de vorige begrotingsbehandeling door onze fractie en verschillende andere fracties uitdrukkelijk aan de orde is gesteld. Ik dank de wethouder voor deze toezegging, ik hoop dat dit spoedig gerealiseerd zal kunnen worden. Wat de verkoop van woningwetwoningen betreft, waarover de heer van Loon het standpunt van dit college heeft gevraagd, zou ik willen opmerken dat ons standpunt vooralsnog ongewijzigd is, een standpunt dat wij zoals bekend deelden met het vorige college. Dat ten aanzien van het civic-centre-plan uiterlijk in april nieuwe voorstellen zullen worden gedaan verheugt ons. U hebt gezegd dat de situatie in alle opzichten zal worden bekeken en dat de wense lijkheden zoals die op het ogenblik zijn dan aan de raad bekend zullen worden gemaakt. Ook daarover hebben wij verleden jaar met het toenmalige college uitvoerig van gedachten gewisseld. Wij wachten met belangstelling af hoe dit college nu over het civic-centre-plan zal .denken. Ik heb in mijn algemene beschouwing de Haagse Beemden een voorbeeld genoemd van hoe het niet moet ten aanzien van het bouwen op het grondgebied van een andere gemeente, waarbij ik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 144